zijn bewoners van een gedeelte van de Hindoe Koesj. Ze behoren tot het Kaukasische ras en spreken een Indogermaanse taal.
De naam Kafir betekent heiden en is hun door de Mohammedanen gegeven. De middelen van bestaan zijn landbouw en veeteelt. De huizen zijn houten blokwoningen, terrasgewijze boven elkaar gebouwd. Bekend is het mooie houtsnijwerk, waarmee de huizen versierd zijn, en eveneens het houten eetgerei. Boter wordt in de berghutten bereid in zakvormig dichtgenaaide geiten- of schapenvellen.De kleding wordt bij feestelijkheden nog net zo gedragen als eeuwen geleden. Weven en vlechten is het werk der vrouwen, vooral de sjaals uit mohair worden veel gevraagd. De sociale eenheid is de exogame sibbe. Polygamie komt veel voor, de weduwe wordt de echtgenote van haar mans broer (leviraatshuwelijk).
