geb. Schmidt, Duits grafisch kunstenares, schilderes en beeldhouwster (Koningsbergen, Pruisen,8 Juli 1867 - Moritzburg 22 Apr. 1945), was leerlinge van Karl StaufferBern te Berlijn (1884-1886), nam schilderlessen aan de academie te Koningsbergen en van Ludwig Herterich te München.
De grote belangstelling van deze uit een revolutionnair milieu stammende vrouw (haar vader nam deel aan de revolutie van 1848) voor de Sociaal-Democratie, de Vrouwenbeweging en nieuwe naturalistische wereldliteratuur was van overwegende betekenis voor haar kunst. Ca 1889 begon zij te etsen. Na haar huwelijk in 1891 vestigde zij zich met haar man, de fondsarts Karl Kollwitz, in een arbeidersbuurt te Berlijn. Gegrepen door de sociale noden en de verbondenheid tussen moeder en kind, waarmede zij hier dagelijks in aanraking kwam, maakte zij deze tot onderwerp van haar prenten. Zij wijdde zich sindsdien geheel aan de grafische technieken, die zich het best leenden voor het getuigend karakter van haar werk. In haar vroege, nog gedetailleerde etsen bereikte zij reeds een sterke, soms geladen gevoelsexpressie en vaak grote monumentaliteit (o.a. de cyclus „de wevers”, 1893). Van 1910 af maakte zij hoofdzakelijk litho’s en tot ongeveer 1926 ook veel houtsneden. In de oorlogsjaren 1914-1918 begon zij tevens te beeldhouwen. Na 1919 beeldde zij vooral de oorlogsellende uit (o.a. in affiches en in de cycli „oorlog” en „proletariaat”). Haar onverminderde uitdrukkingskracht zocht zij toen in een grotere vereenvoudiging van de vorm en een streven naar abstracte, stilerende monumentaliteit. In 1933 werd zij door het nationaal-socialisme verdreven uit de Berlijnse academie, waaraan zij sedert 1928 als professor van de grafische afdeling verbonden was. In de jaren van eenzaamheid en dwang ontstond tussen 1934-1936 haar laatste grafische werk, de zeer aangrijpende cyclus „dood”. Daarna heeft zij alleen nog getekend en gebeeldhouwd. Haar beeldhouwwerken zijn in geest en vormgeving verwant aan het naoorlogse grafische werk. Käthe Kollwitz was een der belangrijkste expressionnistische grafische kunstenaars van Duitsland.Lit.: W. J. de Gruyter, Over K. K. (2de dr. 1932); Carl Zigrosser, K. K. (New York 1946); F. Schmalenbach, K. K. (Bern 1947), met uitvoerige lit.opg.; Adolf Heilborn, K. K., 4de editie (Berlin 1949); Käthe Kollwitz, Tagebuchblätter und Briefe (Berlin 1949); A. Klipstein, K. K., Das graphische Werk, (Euvrecatalogus, verschijnt in 1952 in Zwitserland.