of kaatsspel is een zomeropenluchtspel, waarbij een betrekkelijk klein balletje (ca 4 cm diameter) tussen twee elkaar bekampende partijen, naar bepaalde regels, met de blote of geschoeide vlakke hand over en weer gedreven wordt. De partijen, die tegenover elkander staan, worden parturen genoemd en bestaan uit een drietal spelers. (In het internationale spel, het Jeu de pelote, zoals het in een groot deel van België en Noord-Frankrijk wordt gespeeld, telt elk partuur- équipe vijf spelers.) De bal, gebruikt in het internationale kaatsspel, is ongeveer tweemaal zo groot als de Nederlandse.
In de Oudheid werd dit balspel reeds door de Romeinse patriciërs beoefend, die het speelden in een gebouw (sphaeristerium), terwijl de plebejers het buiten speelden. Het werd later in geheel West-Europa populair, ook aan de hoven. In Engeland is lawn-tennis er uit ontstaan. In de 19de eeuw is de belangstelling voor kaatsen vooral in Friesland herleefd, waar het nog een bijzondere populariteit geniet.
De breedte van het speelveld moet ten minste 30 m zijn en ten hoogste 32 m (AB en CD zijn dus 30 of 32 m). De lengte of diepte (AD en CB) is 18 + 40 + 4 = 62 m. De 18 m is de diepte van het uitslagperk (abcd). De 40 m is de afstand van de voorlijn (dc) tot de bovenlijn (EF), terwijl daarachter nog een ruimte van 4 m overblijft, die de spelers niet mogen overschrijden. Gewoonlijk is het hele speelveld, ABCD, afgebakend door in de grond geslagen palen, waartussen touwenstrak zijn gespannen: ter hoogte van ruim 1 m. De eerste opslag ligt op 32 m en de tweede op 30 m afstand van de voorlijn (cd); de breedte van het uitslagperk is 4,50 m. cd en ab zijn dus elk 4,50 m.
De lijn GH noemt men de meetlijn; zij ligt op ongeveer 15 m van de voorlijn cd. Deze lijn is nodig voor het geval, dat men niet direct op het oog af kan zien of een uitgeslagen bal verder of niet zo ver van de voorlijn cd is verwijderd als de kaats, waarom gespeeld wordt.
De eerste opslager aan het opslagpartuur drijft in onderhandse slag het balletje van de afstand 32 m (eerste opslag) naar het uitslagperk; komt het niet in het perk (abcd), dan is het een verloren slag. Komt de bal wel in het perk, dan is het mogelijk, dat hij door de perkspelers (uitslagers) niet, slecht of goed (d.w.z. hij komt voorbij de bovenlijn EF) teruggeslagen wordt. In het laatste geval kan de bal herhaaldelijk heen en weer gaan. Komt de uitgeslagen bal echter tot rust tussen voor- en bovenlijn (cd en EF), dan ontstaat er een kaats, d.w.z. een onbesliste slag. Dan treedt de tweede opslager op en slaat de bal van de afstand 30 m op. Voor het geval een uitgeslagen bal de zijlijnen AD of BG passeert, gelden allerlei bijzondere regels.
De Kon. Ned. Kaatsbond (opgericht 1897) telt thans 122 aangesloten verenigingen over het gehele land met tussen de 10 en 11 000 leden. De buiten Friesland gevestigde verenigingen zijn ondergebracht in de zgn. buitenafdelingen, waar al sinds jaren de geldprijzen zijn afgeschaft. In Friesland is dat nog niet het geval.
Het wedstrijdreglement kent thans wedstrijden senioren iste klas, 2de klas, junioren en jongenswedstrijden.