Luthers reformator (Nordhausen 5 Juni 1493 - Eisfeldt 9 Oct. 1555), studeerde te Erfurt en Wittenberg, voerde als hoogleraar en kanunnik te Erfurt de humanistische en kerkelijke reformatie in en werd 1521 hoogleraar in de rechten, vervolgens in de theologie te Wittenberg, tevens medewerker van Luther. Hij vergezelde Luther te Worms, hielp bij de vertaling van het O.T. en bij de kerkvisitatie, was te Marburg 1529 mede aanwezig, te Torgau 1526, te Augsburg 1530.
Hij werd superintendent en reformator o.a. van Halle, hofprediker op de Koburg en 1553 te Eisfeldt. Hij vertaalde o.m. Melanchthons Loei en de Apologia der Augsburgse Confessie, trok met Luther naar Eisleben, stond hem daar in zijn laatste uren bij en hield een lijkrede, 19 Febr. 1546. Jonas deed kerkordenend werk, meer en beslister dan Luther zelf en was een tegenstander van Melanchthons meegaandheid in het Interim.Lit.: G. Kawerau, Briefwechsel des J. J., 2 Bde (1884/’85) ; H. G. Hasse, J. J. (1802); Th.
Pressel, J. J. (1862); K. Meyer, Festschr. zur Jubelfeier des 400-jahr. Geburtstag des Dr. J. J. (1893); O.
Gleman, G. Witzel und J. J. in: Archiv f. Reformationsgesch. 1920; vgl. id. 1909; P.Kalkoff, Humanismus u. Reformation in Erfurt (1926).