de laatste periode van de langdurige strijd tussen Hoeken en Kabeljauwen in Holland. Maximiliaan van Oostenrijk, regent voor zijn minderjarige zoon Philips de Schone, had in alle gewesten, vooral in Vlaanderen, te kampen met hevige ontevredenheid, voortvloeiend uit de bestuurswijze van Karel de Stoute.
Aan het hoofd van de misnoegden in Vlaanderen stelde zich Philips van Kleef, die zich in 1488, tegenover de groeiende macht van Maximiliaan, terugtrok in Sluis. Hier voegde zich een aantal Hoekse edelen uit Holland bij hem, ontevreden over persoonlijke achteruitzetting. Hun leiders waren Jonker Frans van Brederode, zijn bastaard-neef Walraven, Zweder van Montfoort en Jan van Naaldwijk. Van Sluis uit voerden zij een verwoede piratenoorlog, vermeesterden Rotterdam (1488) en van daaruit de kastelen van Woerden en IJselmonde en ook Geertruidenberg. Maar niemand verder sloot zich bij hen aan. Maximiliaans stadhouder Jan van Egmond veroverde Rotterdam en Montfoort.
Bij Brouwershaven werden de Hoeken op 23 Juli 1490 in een scheepsstrijd verslagen, waarbij Brederode dodelijk werd gewond. Jan van Naaldwijk zette de strijd van Sluis uit nog een tijdlang voort en vertoonde zich in 1491 op de Zuiderzee, waar hij meende zich in verbinding te kunnen stellen met het Kaas-en Broodvolk. Maar deze opstand werd onderdrukt en 12 Oct. 1492 viel Sluis in handen van de landvoogd Albrecht (III) van Saksen. Daarmee eindigde de laatste poging der edelen om de centrale regering te dwarsbomen.Lit.: J. N. W. Unger, Bronnen voor de gesch. van Rotterdam III (1895); W. van der Sluis, Rotterdamse heldendaden.... genaamd Jonker Fransen oorlog, uitg. K. v. Alkemade (1724)- Vgl.
J. Romein, Gesch. v. d. N. Nederl. geschiedschrijving in de Middeleeuwen (1932), nrs 90 en 91.