Engels romantisch dichter, (Londen 29 (31?) Oct. 1795 - Rome 23 Febr. 1821), was de zoon van een gezeten stalhouder, maar werd sedert zijn 10de jaar als wees door zijn grootmoeder opgevoed. Een goede school, liefde voor de klassieken (zie zijn sonnet: On First Looking into Chapman’s Hamer), en zijn vriendschap met Leigh Hunt — die hem in contact bracht met Wordsworth, Shelley enz. — brachten hem tot de poëzie.
Hij begon, romantisch en egocentrisch, in 1817 met Endymion, A Poetic Romance, in 4 boeken, over Natuur, Kunst, Vriendschap en Liefde. Hij zocht: „The Principle of Beauty in All Things”. Als romanticus haatte hij feiten en vond in mysteries en onzekerheden juist de grootste charme.Gedurende enige jaren was hij apothekers-assistent en medisch student, maar daarna wijdde hij zich geheel aan de poëzie. In 1818 begon hij zijn grote gedicht Hyperion, — over de val der Titanen en de triomf der Olympiërs —, maar door slechte critiek op Endymion, zwakke gezondheid, en een ongelukkige, slepende liefde voor Fanny Brawne, liet hij dit werk rusten en schreef in 1819, in een periode van geestelijke malaise, zijn oden: To Autumn, To Psyche, To a Nightingale, On a Grecian Urn („Beauty is Truth, Truth Beauty”). Zij waren een experiment, waarin hij zelf niet geloofde, maar toch hebben juist deze gedichten hem beroemd gemaakt. The Eve of St Agnes en La Belle Dame Sans Merci zijn ook bekend uit deze tijd. Hij leefde deze jaren hoofdzakelijk samen met zijn vriend Charles Armitage Brown, zijn biograaf, en schreef lange, soms bijna psychopathische brieven aan zijn broer George in Amerika en aan zijn zuster Fanny.
Zijn laatste grote gedicht is Lamia (een slangenvrouw met haar minnaar Lycius in het oude Korinthe: symbolen voor de poëzie en de dichter?), waarin hij een grotere objectiviteit bereikt. Daarna volgde een snelle aftakeling. Hij ging om gezondheidsredenen naar Italië, waar hij enige maanden later stierf.
H. DE WAARD
Bibl.: Standaarduitg. Complete Works, ed. H. Buxton Forman (5 din, 1900-1901) ; Poems, ed. E. de Selincourt (1905, herdr. 1926); The poetical Works of J. K., ed.
H. W. Garrod (Oxford U. P. 1939); J. M. Murry, The Poems and Verses of J. K., 2 din (1930, 2de herz. dr., 1949).
Lit.: J. Middleton Murry, K. and Shakespeare (Oxford 1925); G. Dekker, De invloed van Keats en Shelley in Nederl. ged. de 19de eeuw, diss. (1926); J. Middleton Murry, Studies in K. (1930, 2de dr. 1938, herdr. als: The Mystery of K., 1949); H. E. Rollins, K.’s Reputation in America to 1848 (Harvard U.
P. 1946); The Keats Circle, Letters and Papers 1816-1878, ed. H. E. Rollins (Harvard U. P. 1949» 2 din); J. R.
Mac Gillivray, K., A Bibliography and Reference Guide with an Essay on Keats’s Reputation (Toronto, Oxford U. P. 1950); Lord Gorell, J. K.: The Principles of Beauty (1950). Biografieën: A Lowell, J. K. (2 din, 1925); Ch. A.
Brown, The Life of J. K. (1937) 5 Dorothy Hewlett, A Life of J. K. (1937, 2de herz. dr., 1949) , E. Blunden, J. K. (bibliografie; uitg. National Book League, 1950).