(1249-Castle Galliard, Normandië 1315), koning van Schotland van 12921315, stamde uit het geslacht Huntingdon. Toen in 1290 het Schotse koningshuis uitstierf, waren de naaste bloedverwanten de afstammelingen der dochters van David, graaf van Huntingdon, jongeren zoon van koning David* I.
Onder de 12 a 13 pretendenten traden vooral naar voren John Baliol, kleinzoon van Margaretha, de oudste der dochters van graaf David, tevens een machtig edelman, bezitter van uitgestrekte landgoederen in Schotland, Engeland en Frankrijk, en Robert Bruce, zoon van de tweede dochter van David. Ter beslechting van het geschil werd een beroep gedaan op Edward I van Engeland, die toestemde, op voorwaarde dat de Schotten eerst formeel de —- totdien zeer nominale — suzereiniteit der Engelse koningen over Schotland erkenden, hetgeen in Mei 1291 geschiedde. Na een onderzoek door een gemengd Schots-Engels gerechtshof sprak Edward I zich uit voor John Baliol (17 Nov. 1292). Deze liet zich daarop te Scone kronen (30 Nov. 1292) en bracht reeds een maand later leenhulde aan den Engelsen koning (26 Dec. 1292). Zijn pro-Engelse houding mishaagde echter zijn onderdanen, die bij het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk hem onder het regentschap plaatsten van een raad van 12 edelen, welke raad zelfs in 1295 een verdrag sloot met Frankrijk. Bij de daaropvolgende inval in Schotland van den Engelsen koning op 28 Mrt 1296 stuitte deze enkel op geringe tegenstand en John Baliol zelf gaf zich snel over (Juli 1296). Tot i2gg werd hij in Engeland gevangengehouden, waarna hij, op verzoek van paus Bonifacius VIII vrijgelaten, naar zijn Normandische bezittingen uitweek, waar hij in 1315 overleed zonder nog naar Schotland te zijn teruggekeerd.DR L. VOET
Lit.: H. Maxwell, Robert the Bruce (London 1897); J. H. Burton, Hist. of Scotland, II (Edinburgh 1905).