(graaf Capo d’Istria). Grieks staatsman (Korfoe n Febr. 1776-Nauplia 27 Sept. 1831), studeerde medicijnen te Padua.
Toen in 1800 door het tijdelijk verbond tussen Rusland en Turkije de Ionische Eilanden een zekere autonomie gekregen hadden, werd hij secretaris van de gouverneur en maakte wetsontwerpen in liberale geest.Na de breuk tussen Rusland en Turkije kreeg Capodistrias opdracht van de Senaat van Korfoe om Leucas te redden van de wreedheid van Ali Pasja van Jannina; hierin slaagde hij door een goede militaire organisatie. Bij het verdrag van Tilsit werden de Ionische Eilanden aan Frankrijk toegewezen (7 Juli 1807), maar Capodistrias wilde niet onder de bezetters werken en nam de betrekking van hofraad aan, die de Russische keizer Alexander hem aanbood. Capodistrias werd leider van de diplomatieke dienst van generaal Tsjitsjagof; toen deze in 1812 in ongenade was gevallen bleef Capodistrias zijn diplomatieke functies vervullen en maakte in 1813 de nederlaag van Napoleon bij Leipzig mee, waarna Alexander hem opdroeg, Zwitserland tot rust te brengen en zijn neutraliteit te verzekeren. Hiertoe kreeg Capodistrias gedaan dat het Eedgenootschap een staand leger van 50 000 man mocht houden en herstelde hij de goede verstandhouding tussen de kantons.
Bij het Congres van Wenen was hij een tegenstander van Metternich. Hij bewerkte voor de tsaar, dat buitenlandse schepen geen vrije toegang tot de Zwarte Zee kregen. Vervolgens hield hij op het Congres een collecte voor de Grieken en kreeg grote sommen voor het oprichten van nieuwe scholen in Griekenland. Als deelnemer aan het Congres van Parijs, na de slag bij Waterloo, was hij een vurig voorstander van Het verwijderen van de bezettingslegers uit Frankrijk, want hij wenste een machtig Frankrijk, toekomstige bondgenoot van Rusland, tegen Turkije.
Toen de tsaar hem echter de oprichting van de Heilige Alliantie meedeelde, antwoordde Capodistrias: ,,Zo zullen de Christenvolken nooit bevrijd worden.” Hij weigerde minister van Buitenlandse Zaken te worden; in 1822 vertrok hij voorgoed uit Rusland en vestigde zich te Genève, waar hij die philhelleense stroming voorbereidde, die na 1826 tot uiting kwam. Op 11 Apr. 1827, nog vóór de afloop van de oorlog, werd hij door het Griekse parlement van Troezen tot gouverneur van Griekenland gekozen : hij organiseerde een geregeld leger, hield zich bezig met het loskopen van in slavernij weggevoerde Grieken en richtte, met hulp van de Zwitserse bankier Eynard, een Nationale Bank op; om de landbouw en het onderwijs te bevorderen, stichtte hij lagere scholen, vakscholen en weeshuizen. Maar Frankrijk, Engeland en Rusland maakten zijn taak niet gemakkelijk door hem om de beurt tegen te werken, wanneer de één geloofde dat de ander meer invloed in Griekenland zou krijgen. Voor het volk was hij de beminde „oom Jan” maar de grote aanvoerders van de Onafhankelijkheidsoorlog weigerden hem te gehoorzamen.
Het conflict werd zo hevig, dat Capodistrias het hoofd van de provincie Mani, Mavromichalis, gevangen liet zetten wegens ongehoorzaamheid, waarna hij te Nauplia door diens broer en zoon vermoord werd (27 Sept. 1831).
PROF. DR S. ANTONIADIS
Lit.: A. Bétant, Correspondance du Comte Capodistrias (Genève 1839); D. Arliotti, La vita di Capodistria (Corfü 1859); S. Lascaris, C. avant la Révolution (Lausanne 1918); W.
P. Mendelssohn-Bartholdy, Graf Johann Kapodistrias (Berlin 1864); Metternich, Mémoires (Paris 1882-’83); A. Andréadès, L’administration financière de J. C. „Mouvement économique” de Bucarest (1911).