Luthers kerkhervormer (Wollin 24 Juni 1485 - Wittenberg 20 Apr. 1558), studeerde te Greifswald, werd rector te Treptow en tevens, nog in 1509 zonder theologie gestudeerd te hebben, priester. In opdracht van zijn hertog Boleslaw X schreef hij de geschiedenis van Pommeren (Pomerania).
Door Luther’s boek over de Babylonische gevangenschap der Kerk (1520) liet hij zich langzaam maar zeker tot de reformatie overhalen. Hij kwam 1521 te Wittenberg, werd er 1523, een jaar na zijn huwelijk, predikant en van toen af een vast medewerker van Luther. Zo bestreed hij Zwingli’s Avondmaalsleer (Contra novum errorem de sacramento), arbeidde mede aan de vertaling van het Oude Testament en aan de overzetting van de Bijbel in het plat-Duits (Lübeck 1534). Zijn dikwijls lange preken, zijn colleges, commentaren en stichtelijke geschriften hebben zijn naam niet zozeer gevestigd als wel zijn kerkorden, vnl. die voor Brunswijk, voorts ook die voor Hamburg, Lübeck, Pommeren, Denemarken (1537-1539), waar hij overal tot de organisatie der hervorming werd uitgenodigd en welke kerkorden weder aanleiding tot het ontstaan van andere hebben gegeven.Het standpunt van Bugenhagen is over het algemeen behoudend. Hij stond Luther in zijn laatste uren bij en hield de lijkrede bij diens begrafenis. Tegenover het Interim nam hij een verzoenende houding aan, die vele vrienden hem ten kwade geduid hebben.
PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: G. Geisenhof, Bibliotheca Bugenhagiana (1908); J. B.’s Braunschweiger Kirchenordnung 1528 uitg. in Lietzmann’s Kleine Texte (1912), no 88; E. Sehling, Die evangel.
Kirchenordnungen des 16. Jahrh. (igo2); L. Hanselmann, B.’s Kirchenordnung für die Stadt Braunschweig (1885); H. Hering, Dr Pomeranus, J.
B. (1888); W. Leege, B. als Liturgiker, Diss. Königsberg(1925); E. Görigk, J.
B. und die Protestantisierung Pommerns (Mainz 1895); Graepp, J. B., ein Lebensbild (Gütersloh 1897).