Nederlands vlootvoogd (Essen 1604-Livorno 23 Mrt 1653), trad op dertienjarige leeftijd in Hollandse zeedienst en heeft de Nederlanden steeds als zijn vaderland beschouwd. Sedert 1631 diende hij als konvooi-kapitein bij de Directie voor de vaart „op Oosten en Noorwegen” en hij onderscheidde zich in de slag bij Duins (21 Oct. 1639) onder Maarten Harpertsz Tromp, die hem zeer waardeerde.
In 1645 was hij Derde Persoon in een groot konvooi naar het Noorden onder Witte Cornelisz de With, door wie hij wegens een hevige twist in de boeien naar Kopenhagen werd gezonden. Van de tochten, die hij van 16481650 tegen de Barbarijse zeerovers ondernam, fijn merkwaardige journalen bewaard gebleven van de hand van zijn secretaris, Isaäc Sweers, waaruit men Van Galen leert kennen als een ongemakkelijk, maar moedig en plichtgetrouw man. Bij zijn terugkeer in 1650 was hij, nog niet genezen van zware verwondingen, voornemens aan wal te blijven, doch toen de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) uitbrak, aanvaardde hij, op verzoek der Staten, het opperbevel over het Middellandse-Zee-eskader als commandeur bij de Admiraliteit van Amsterdam. Zijn eerste zeeslag (7 Sept. 1652 bij Monte Christo) had tot gevolg, dat de enige Britse scheepsmacht in het Zuiden werd opgesloten in de havens van Livorno en Portc Longone.
Zes maanden later kwam een vloot van acht zeilen het in Livorno geblokkeerde eskader te hulp, doch door een meesterlijke tactiek wist Van Galen de acht schepen weg te lokken en het eskader, zodra het de haven had verlaten, bijna geheel te veroveren of te verbranden (14 Mrt 1653). In deze terecht vermaarde zeeslag, welke de Engelsen dwong de Middellandse Zee te verlaten, werd Van Galen zodanig gewond, dat hij ruim een week later overleed. Hij werd met grote statie in de Nieuwe Kerk te Amsterdam onder een fraaie tombe begraven.DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: J. C. M. Warnsinck, Een Ned. eskader in de Middell.
Zee, 1651-53 (Van vlootvoogden en zeeslagen, Amsterdam 1940); Idem, Twaalf doorluchtige zeehelden (Amsterdam 1941).