Nederlands schrijver (Middelburg 29 Mei 1588 - 7 Nov. 1658), studeerde rechten te Leiden en vestigde zich in zijn vaderstad als advocaat (1634). In 1644 werd hij secretaris van de Staten en van 1649 tot zijn dood raadpensionaris van Zeeland.
Vooral als verdienstelijk dichter en prozaschrijver, overtuigd Calvinist, maar piëtistisch en humanistisch georiënteerd, is hij bekend gebleven. Zwak is nog zijn psalmvertaling, terwijl hij in zijn stichtelijk gedicht Hemels-feest (1621) Cats navolgt. Gelijktijdig schreef hij in proza zijn Grondsteenen van een vaste regieringe (1621). Stichtelijk-moraliserend zijn de Emblemata of Zinnewerck, in de trant van Cats, met mooie prenten o.a. van Adriaen van de Venne (1624). Nieuwe wyn in oude leer-zacken (1636) is een grote verzameling berijmde spreekwoorden, terwijl de Siel-gerechten (1632) zich nauw bij de Emblemata aansluiten.
De kroon op zijn werk was zijn twee-delige boek: Bancket-werck van goede gedachten (1657-1660), gerijpte levenswijsheid in pittig proza.Lit.: G. H. O. M. van Winning, J. de Br. de Oude, een Zeeuwsche Christen-moralist en humanist uit de 17de eeuw (1921); P.
J. Meertens, Letterk. leven in Zeeland in de 16de en de eerste helft der 17de eeuw (Amsterdam 1943), blz. 306-315.