Deens schrijver en dichter, (Skive 10 Sept. 1866-Jebjerg 22 Apr. 1930), bracht zijn jeugd in moeilijke omstandigheden door, werkte als journalist aan radicale en socialistische bladen, was werkzaam als socialistisch organisator, werd zelfs gevangengenomen, woonde na 1900, toen hij zich bijna uitsluitend aan literair werk wijdde, op zijn hoeve Jenle (Eenzaam). Jeppe Aakjaer was een aanhanger van Georg Brandes’ leer, dat de literatuurproblemen moet bespreken.
Zijn prozawerk is in hoge mate agitatorisch. Hij bepleit betere maatschappelijke toestanden voor de boerenknechts in Vredens Bern (Kinderen des toorns) (1904) en keert zich tegen de industrialisatie van het platteland in Arbeidets Glaede (De vreugde van de arbeid, 1914). Een autobiografie in drie delen (1928-1929) werd niet voltooid. De romans en de autobiografische geschriften zijn slecht van compositie. Het tendentieuze element overheerst hier het waardevolle van zijn prozakunst: zijn warm meegevoel voor de boeren en zijn fijne zin voor hun taal en volkscultuur. Dit komt veel meer uit in zijn kleine verhalen, bijv. Gamle Jehannes’ hans Bivelshistaari (De bijbelse geschiedenis van den ouden Johannes, 1911) en in zijn toneelstukken, zoals Livetpaa Hegnsgaard (Het leven op H., 1907). Zijn lyriek heeft groter literaire waarde dan zijn proza. Zijn poëzie is beïnvloed door Robert Burns, wiens fris natuurgevoel diepe indruk op hem had gemaakt. Van zijn dichtbundels zijn vooral te noemen Fri Feit (Vrij veld, 1905) , Rugens Sange (De liederen van de rogge, 1906) , Vejr og Vind og Folkesind (Weer en wind en volkskarakter, 1916) en Under Aftenstjernen (Onder de Avondster, 1927). Geen moderne Deense dichter is zo populair geweest onder brede lagen van de bevolking als Aakjaer.DR M. BOER-DEN HOED
Lit.: Chr. Rimestad, Fra Stuckenberg til Seedorff II, p. 33-43> 1923; Jörgen Bukdahl, Dansk national Kunst, p. 282-93, I929.