gravin, maitresse van Lodewijk XV (Vaucouleurs 19 Aug. 1743 - Parijs geguillotineerd 8 Dec. 1793), had een jeugd, die haar voorbestemde voor het lichte leven. Een verbintenis met den ridder Jean Du Barry gaf haar de kans, het voorwerp van de speculatieve onderneming te worden, die haar in aanraking bracht met den koning.
Als managers van deze onderneming worden een lakei, Lebel, vooral echter een invloedrijk hoveling, de hertog de Richelieu, genoemd. Om echter aan het hof gepresenteerd te worden, huwde zij 1 Sept. 1768 met Guillaume Du Barry, broeder van Jean. In het volgend jaar werd ze „maitresse en titre” des konings. Onbeschaafd was zij niet, men roemt haar onvergelijkelijke élégance. Zij speelde geen actieve politieke rol, maar werd door de clericale partij aan het hof gebruikt om de val van den hertog van Choiseul te bewerkstelligen. Na de dood van Lod.
XV deed Lodewijk XVI haar in 1774 zich terugtrekken naar het kasteel Luciennes bij Marly, waar zij nog enige jaren leefde met den graaf CasséBrissac. Geheel onopgemerkt bleef zij echter niet; o.a. Franklin, Beaumarchais en zelfs keizer Jozef II bezochten haar. In 1792 ging zij naar Engeland; bij een poging om haar juwelen in veiligheid te brengen werd zij gearresteerd en ter dood veroordeeld.Lit.: E. et J. de Goncourt, La Du Barry (Paris 1880); Ch. Vatel, Hist. de Mad. Du Barry, 3 t. (Paris 1883); R. Douglas, The Life and Times of Mad. du Barry (London 1896); M. Vitrac et A. Galopin, Mad.
Du B. (Paris s.d.); Saint-André, Mad. Du B. d’après les documents authent. (1908); Fromageot, Mad. Dubarry de 1791 k 1793 (1909); Gas tan ié, Royales amours (Tune petite modiste (1913).
