het hoofd der Camisards (Ribaute, Languedoc, 28 Nov. 1681-Chelsea begr. 18 Mei 1740), zoon van een boer, keerde in 1702 bij het uitbreken van de opstand in de Cévennes uit Genève terug en stelde zich aan het hoofd der Hugenoten. Van 1702-1704 woedde een verschrikkelijke burgeroorlog waarin de slecht gewapende landlieden, gefanatiseerd door hun Calvinistisch geloof, ,,hun naakte borst tegenover de harnassen der Franse troepen stelden”.
Meer dan 100000 kwamen om. Maarschalk Villars stelde Cavalier ten slotte een vergelijk voor, waarop hij 16 Mei 1704 de wapens neerlegde op voorwaarde van halve tolerantie. Door Lodewijk XIV werd hem het patent van overste met een traktement van 1200 livres toegekend, terwijl hij tevens vergunning verkreeg, uit de Camisards een eigen regiment in koninklijke soldij op te richten. Slechts een gering aantal der zijnen volgde hem.
Daar hij door de regering met wantrouwen bejegend werd, omdat hij niet tot het R.K. geloof wilde overgaan, ontvluchtte hij over Nederland naar Engeland, commandeerde daarop in Spanje een uit gevluchte Camisards gevormd regiment en onderscheidde zich daarmee in 1707 in de bloedige slag bij Almansa. Op 27 Oct. 1735 werd hij Engels generaal-majoor en 28 Mei 1738 gouverneur van Jersey.Lit.: F. Puaux, Vie de J. C. (1868) ; Eug. Bonnemère, Hist. des Camisards (3de dr. 1877); Jos.
Dizier, Étude sur Jean Cavalier, diss., Nîmes (1879); Charvey, J. C., Nouveaux Documents inédits (1884); J. Porches, Le pays des Camisards (1904).