noemde men in de Oudheid een volksstam, aan de noordelijke oever van de Zwarte Zee gevestigd, die tot het volk der Sarmaten behoorde. In de laatste eeuwen voor onze jaartelling zijn zij uit het O.
Europa binnengedrongen en hebben zich vervolgens uitgebreid tot in Hongarije. Nadat de Jazygen in de eerste eeuw van onze jaartelling in vrede met de Romeinen hadden geleefd, werden zij voor hen na de oorlog met de Markomannen allengs gevaarlijker en bezorgden zij keizer Marcus Aurelius veel last. Hun leger bestond enkel uit ruiterij. Na de dood van Attila streden zij tegen de Goten en werden zij door dezen onderworpen.Lit.: Gydrfds, Gesch. der J. und Kumanen (4 dln, 1870-’84).