(Jannina; Nieuwgrieks: Joannina) is de hoofdstad van de Griekse nomos (district) Janina, welke een oppervlakte heeft van ca 6000 km2 en ca 159 000 inw. telt. De stad ligt in N.-Epirus in een door bergen omzoomd lengtedal, ten W. van het Meer van Janina, dat 10,5 m diep is, een oppervlakte heeft van 23 km2 en op 450 m boven zeeniveau gelegen is.
De dicht bij de Albanese grens gelegen stad telt ca 20 000 inw. Er zetelt een Grieks-Katholieke aartsbisschop. Van de vroegere luister der stad is weinig meer over, zelfs het „ijzeren kasteel” (Demir-Koeli) met zijn 5 verdiepingen ligt in puin. Men vindt er vele kerken en moskeeën en een paar synagogen. Er is industrie van gouden artikelen, marokijnleder en zijden stoffen.De stad Janina komt het eerst voor in de 9de eeuw. Zij was toen onderworpen aan het Byzantijnse Rijk en was sedert de 11de eeuw achtereenvolgens in handen der Noormannen, Byzantijnen, Catalanen, Serviërs, Grieken, Italianen en Turken. In de 18de en in het begin der 19de eeuw was zij een centrum van de Nieuwgriekse letterkunde. In 1913 werd zij door de Grieken veroverd en bleef in hun bezit, tot de Italianen de stad in Oct. ig40 tijdelijk bezetten. Van 1941-1945 maakte Tanina deel uit van Albanië na opnieuw door de Asmogendheden te zijn veroverd.
