Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jan van BREDERODE

betekenis & definitie

(gest. Azincourt 25 Oct. 1415), tweede zoon van Reinoud I van Brederode, volgde deze in 1390 op, omdat zijn broeder Dirk reeds in het klooster was gegaan.

Hij maakte enige veldtochten mee met de Utrechtse bisschop in Drente, maar begaf zich in 1402 als convers in het Kartuizerklooster te Zeelhem bij Diest, terwijl zijn vrouw (hun huwelijk was kinderloos), Johanna van Abcoude, zich terugtrok in het door haar vader gestichte Dominicanessenklooster te Wijk bij Duurstede. In het klooster was Jan een plichtmatig broeder. Hij legde zich toe op allerlei arbeid en maakte zich verdienstelijk door een uitstekende vertaling te leveren van de Somme le Roy (Des Conincx Summe). Dit werk voltooide hij echter niet, omdat hij in 1409 zijn klooster weer verliet.

Naar het schijnt deed hij dit om de erfenis van zijn schoonvader te aanvaarden, want Willem van Abcoude had bij zijn dood in 1407 geen andere kinderen nagelaten dan Johanna, de vrouw van Jan van Brederode (z Abcoude-Gaasbeek). Hij ontvoerde Johanna uit haar klooster, maar de theologische faculteit van Parijs ontkende zijn recht om als convers, na het afleggen der gelofte, in de wereld terug te keren, en bisschop Frederik van Blankenheim en Johanna’s neef, Jacob van Gaasbeek, traden met geweld tegen Jan op. Deze werd gevangen genomen; Johanna verklaarde in haar klooster te willen blijven (zij stierf er in 1411). Jan bleef tot 1412 gevangen, begaf zich daarna naar Frankrijk en sneuvelde in de slag bij Azincourt.Lit.: H. J. J. Scholtens, Jan v.

Br., convers der Karthuizers bij Diest (Hist. Tijdschrift III, 1924, p. 8-29).

< >