(van Groningen), Nederlands grafisch kunstenaar (Groningen ca 1500 - Antwerpen? na 1553), vestigde zich ca 1520 te Antwerpen, waar hij vooral als illustrator werkzaam was. In 1326 zag „de Ruiterstoet” in 5 bladen het licht.
In zijn werk is dan de invloed van Albrecht Dürer en van de Zuidduitse schilders te bespeuren: een reeks houtsneden gedateerd tussen 1522 en 1530 kunnen aan hem toegeschreven worden. Vooral in ontwerpen voor glasvensters komt de invloed van Pieter Coecke van Aelst tot uiting. Volgens Van Mander zou hij ca 1530 Italië bezocht hebben en inderdaad valt in zijn late werk Italiaanse invloed te bespeuren. Daarna zou hij zich te Gouda gevestigd hebben. Onder zijn schilderijen valt een Prediking van Johannes de Doper op (ca 1528, München, Oude Pinacotheek). Een dergelijk stuk bevindt zich in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede.Lit.: C. v. Mander, Het Schilderboeck (Haarlem 1604: herdruk 1936); M. J. Friedländer, Die Altnied. Malerei, deel XIII (Berlin 1936); G. J. Hoogewerff, De Noord-Ned. Schilderkunst, dl III (’s-Gravenhage 1939).