Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Jan Jacob de LAET

betekenis & definitie

Vlaams schrijver en politicus (Antwerpen 13 Dec. 1815-22 Apr. 1891), in de literatuur vooral als Johan Alfried de Laet bekend, was chirurgijn te Ranst en te Antwerpen, gaf echter zijn praktijk op en wijdde zich aan de journalistiek en daarna aan de politiek. In 1844 stichtte hij te Brussel met Sleeckx en Van de Velde het eerste Vlaamse dagblad Vlaemsch België (na zijn ontslag voortgezet tot 1849 onder de naam Vlaemsche Belgen).

Te Antwerpen gaf hij met L. Vleeschouwer De Roskam (Jan. 1847-Febr. 1848) uit. Van 1863 tot aan zijn dood zetelde hij als katholiek volksvertegenwoordiger in de Kamer, waar hij als eerste de eed in het Nederlands aflegde en steeds een Vlaamse politiek voorstond. Zijn literaire bedrijvigheid ligt hoofdzakelijk vóór 1848, het jaar waarin hij zijn Gedichten bundelde. Hij speelde een belangrijke rol in het naar de Franse romantiek georiënteerde artistenmilieu te Antwerpen en oefende er door zijn grotere ontwikkeling een sterke invloed uit, vooral op zijn vrienden H. Conscience en Door van Rijswijck Na met Franse gedichten te hebben gedebuteerd, schreef hij in het Nederlands enkele novellen en schetsen, alsook een historische roman Het Huis van Wesenbeke, die niet tegen de tijd bestand bleken. Zijn gedichten echter verdienen nog steeds waardering als waarachtige uitingen van een door de „Weltschmerz” aangegrepen, bespiegelende natuur.DR R. F. LISSENS

Bibl. (voorn. werken): De Vloek, novelle (in de Noordstar 1841); Het Huis van Wesenbeke (Antwerpen 1842); vert. onder schuilnaam Jozef Colveniers van Ludwig Tieck, Gedenkweerdige chronyk van .de geschiedenis der Schildburgers (ibid. 1845); Het Lot (Kempisch verhaal, in het Taelverbond 1846); Gedichten (Antwerpen 1848, 2de verm. uitg. ibid. 1883); Uitgekozen gedichten (Antwerpen 1919 met bibl.).

Lit.: A. Snieders, J. A. De Laet (Jaarboek Kon. VI. Acad. 1892).

< >