Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jan FRUYTIERS

betekenis & definitie

hervormingsgezind rederijker (kenspreuk: Weest dat ghij zijt; gest. vóór 1582). Als factor van de kamer De Roode Angieren te Rijnsburg vervaardigde hij de bijdragen (zinnespel, refreinen en liederen) van deze kamer voor de wedstrijden te Rotterdam (1561) en Brussel (1562).

In 1564 was hij drukker te Antwerpen; hij bezorgde toen een uitgave van het Leenhof der Ghilden van Jan van den Berghe. Zijn Antwerps verblijf blijkt ook uit het aangrijpende refrein op de stok: „Neemt wt mynen mont niet dwoort der waerheyt, Heere” (bij K. Ruelens Refereinen... Jan de Bruyne II, Antwerpen 1880, 59), waarmee hij de 1ste prijs won.

Hij had toen ook een „gezin” (zie de Opdracht der Cebes-vertaling door Marcus Ant. Gilles); overigens weten we uit een acte van 28 Mei 1563 dat hij gehuwd was met Johanna van Coulster. In 1565 toont hij zich het nieuwe geloof toegedaan in zijn Ecclesiasticus, een verwerking van het bijbelboek Jezus Sirach tot liedboek. Het volgend jaar verschijnt nog te Antwerpen Het leven der Roomsche...

Keyseren.
Kort daarop wijkt hij echter uit naar Oost-Friesland. Daar schreef hij de Corte beschrijvinghe van de eltendighen... watervloet... op i November anno 70 (gedr. 1571, en herdr. Leiden 1614) en de Schriftmetige Gebeden (Embden 1573). In 1574 was hij in Holland en maakte hij een gedeelte van Leidens beleg en ontzet mee, waarvan hij een verslag gaf in zijn Corte beschrijvinghe van de strenghe belegeringhe ende wonderbaerlicke verlossinghe der stadt Leyden in Hollandt (Delft 1574, 1577 enz.; voor de historische waarde zie N.

C. Kist in Werken v. d. Mij d. Ned.

Lett. N.R. VI (1777) en R. Fruin in Leidens Ontzet). In 1575 was Fruytiers „commissaris der requesten”, twee jaar later treffen we hem aan in Dordrecht.

Behalve twee geuzenliederen (Kuiper-Leendertz Het Geuzenliedboek No. 30 en 65) dichtte hij nog Den Sendtbrief Pauli tot den Romeynen (posthuum verschenen te Leiden in 1582).Naast dit oorspronkelijk dichtwerk, waarin hij zich doet kennen als een vaardig rederijker, een fel meelevend mens en een overtuigd Protestant, leverde Fruytiers nog een viertal vertalingen uit het Frans, t.w. Den Gulden ABC of Christelijke Onderwijsinge door de jonghe Kinderen (1565), Warachtighe beschrijvinghe van de Standt der Religiën (1567), Der Francoysen ende haerder naghebueren Morghenwecker (1574) en de Warachtighe Legende van Jan de Witte (1575) - Sommigen schrijven hem ook toe het esbatement Reyn genuecht ende Menich vileyn (Hs. T.M.B. Haarlem G, fol. 128v e.v.).

Fruytiers heeft de laatste poging gedaan om nieuwe wegen voor het geestelijk lied te vinden, zodat de Gereformeerden niet uitsluitend op psalmen zouden zijn aangewezen.

DR J. J. MAK

Lit.: D. F. Scheurleer in de Inl. op zijn uitg. v. Ecclesiasticus (Amsterdam 1898); F.

K. H. Kossmann, in Nieuw Ned. Biogr.

Wdb. VI, blz. 526 e.v. en de daar genoemde lit.; W. A. P.

Smit, Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw (1939), blz. 109 e.v.

< >