Vlaams letterkundige (Gent 17 Nov. 1846 - Antwerpen 16 Mei 1911), was onderwijzer te Gent en te Halle, sedert 1883 leraar en boekhandelaar te Antwerpen. Naast schoolboeken en enkele monografieën op het gebied van, de locale geschiedenis schreef hij gedichten, cantates, verhalen en een roman.
Bibl.: Geschiedenis der stad Halle (Halle 1873); Geschiedenis der Oude Vrijheid Lembeek (Antwerpen 1874), beide in samenw. met L. Everaert. Gedichten en Gezangen (Antwerpen 1897); Uit ’s levens Herfst (Gent 1907). Cantates: Philips van Artevelde (1873) ; De Zee (1873); Broederliefde (1881) e.a., waarvan sommige op muziek gezet door Peter Benoit en Jan Blockx. Verder kleinburgerlijke schetsen, verhalen, novellen en een roman: Nieuwe Rijken (Brugge 1911). B. was hoofdredacteur van het weekblad Het Vlaamsche Volk (Gent 1870), het dagblad Allemansblad (Antwerpen 1886-1896) en, na 1881, van het tijdschr. De Vlaamsche Kunstbode.