Vlaams componist uit de romantisch-realistische periode (Antwerpen 25 Jan. 1851 - 26 Mei 1912), maakte studie van piano, viool, alt, orgel, werd eindelijk leerling van Peter Benoit en Callaerts aan de Vlaamse muziekschool, later ook van Brassin te Brussel. In 1876 werd te Antwerpen een concert gegeven, waarvan het programma geheel was samengesteld uit vocale en instrumentale werken van Blockx en dat voorgoed zijn roem als toonkunstenaar vestigde.
In 1879 reisde hij naar Duitsland, waar hij te Leipzig aan het conservatorium onder leiding van Reinecke studeerde; een verblijf in Italië, dat op deze eerste reis volgde, droeg eveneens bij tot zijn vorming. In 1886 werd hij leraar aan het conservatorium te Antwerpen en dirigent van de „Cercle Artistique”. Toen Benoit* in 1901 overleed, volgde hij deze op als directeur van het conservatorium. Blockx’ kunst toont een typisch Vlaams karakter, door de meeslepende lyriek, een sterk gevoel voor het populaire en een neiging tot forse rhythmen en felle kleuren. Zijn karakteristiek ligt samengevat in de picturale lyriek van zijn opera’s De Herbergprinses en De Bruid der fee, en deze twee werken hebben hem ook buiten zijn Vlaams vaderland een blijvende naam verschaft.Bibl.: Composities: behalve klaviermuziek, kamermuziek, liederen en koren, vermelden wij vooral een oratorium (Een Droom van ’t Paradijs, 4 dln, J. van Beers, 1882) ; Kantaten (Klokke Roeland, 1888, Gloria Patriae, 1902, Jubelpsalm, 1905 e.a.); Orkestraal werk (Kermisdag, 3 dln, 1879; Vlaamse dansen, 6 dln, 1884; Symphonie in D, 1885; Symphonisch Drieluik, 1905; Suite in den ouden vorm, 1904); Opera’s (Maître Martin van E. Landoy, 1892 ; Herbergprinses van N. de Tière, 1896 ; Thyl Uilenspiegel van Cain en Solvay 1900; De Bruid der Zee, van N. de Tière, 1901 ; Baldié van N. de Tière, 1908); Balletten (Milenka van P. Berlier, 1888; St Niklaas van T. Hannon, 1894).
Lit.: Frank Blockx, T. B. (Brussel 1943).