Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Jan beckering vinckers

betekenis & definitie

Nederlands taalgeleerde (Winschoten 1821 - Groningen 1891), was, na in enige andere onderwijsbetrekkingen werkzaam te zijn geweest, leraar aan het gymnasium en de H.B.S. te Kampen. Hij werd in 1879 doctor honoris causa in de Nederlandse letteren aan de Universiteit te Utrecht.

Hij heeft veel gedaan ter bevordering van de wetenschappelijke beoefening van de moderne talen en bekleedde sedert 1886 de nieuw opgerichte leerstoel voor Engelse taal en letterkunde aan de Universiteit te Groningen. Van zijn hand verschenen artikelen van germanistisch-taalkundige inhoud in tijdschriften als Noord en Zuid, Taal- en Letterbode, Taalstudie. In een brochure van 1876 toonde hij aan, dat het zgn. Oudfriese Oera Linda Bok*, waarvan J. G. Ottema* de dupe was geworden, een falsificatie was.

Zijn grootste werk is: Taal en Taalstudie. Voorlezingen over de gronden der wetenschappelijke taalbeoefening (2 dln, 1877-1881; 2de dr. 1884), een zelfstandige bewerking van W. D. Whitney, Language and the Study of Language.

< >