Nederlands dichter (Zevenbergen 14 Febr. 1686-27 Nov. 1718), deed in 1702 examen voor landmeter, kwam in 1703 op een procureurskantoor in zijn geboortestad en werd er in 1708 notaris. In zijn De Zangberg in gevaer (1715) handhaafde hij de eer van Vondel en daardoor ontstond een hevige strijd tussen verschillende dichters, bekend als „Oorlog der poëten” (1715/’ 16); een bundel met 31 publicaties uit die strijd berust in de Bibliotheek van de Mij der Ned.
Letterkunde te Leiden. In zijn tijd gold hij als een der meest vooraanstaande dichters.Bibl.: De ongeblankette werelt (1710); De wolf in t Schaepsve 1 (1711; 2de dr. 1713); Gedichten (1721, 2de dr. 1737); Overgebleve gedichten (1726, 2de dr. 1737, met biografie van de dichter).
Lit.: W. Kloos, Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid (1909); P. van Valkenhoff, J. Z., in: Tijdschrift voor taal en letteren, XXVI (1938); J. Heeren, J. Z., in: Tijdschr. v. taal en letteren, XXIX (1941).