beroemd zeevaarder (Amsterdam 1564 - 8 Mrt 1638), ging reeds jong naar zee, terwijl uit zijn journalen ondubbelzinnig blijkt, dat hij een zeer goede opvoeding moet hebben genoten. Op zijn 34ste jaar stelden de bewindhebbers van de Compagnie van Verre hem aan het hoofd ener vloot van 8 schepen, de zgn.
Tweede Schipvaert. Door grote tact wist hij niet slechts de gebruikelijke ruzies aan boord bij te leggen, maar ook de Bantammers, die door De Houtman’s optreden zeer vijandig gezind waren, voor zich te winnen. Op 1 Mei 1598 vertrokken, voer Van Neck met de drie snelst zeilende schepen vooruit en was al na 6 maanden te Bantam. Na enige tijd kwamen ook de andere vijf schepen daar op de ree voor anker en Van Neck zelf vertrok weldra met vier rijk beladen schepen naar het vaderland terug. Hij was in totaal slechts 14 maanden uit geweest en bracht een lading mee, waaruit de algehele uitrustingskosten der 8 schepen konden worden betaald en bovendien aan de participanten nog 100 pct kon worden uitgekeerd. Zijn onderbevelhebbers, Van Waerwijck en Van Heemskerck, had hij met de vier andere schepen naar de Molukken gezonden en ook dezen zouden schitterende zaken doen. De gehele winst van de Tweede Schipvaert bedroeg 400 pct.De successen van Van Neck waren aanleiding tot het oprichten van tal van compagnieën in Holland en Zeeland. De Verenigde Compagnie te Amsterdam benoemde Van Neck in 1600 andermaal tot haar admiraal, ditmaal over 6 schepen, waarbij er zich nog 4 zouden voegen, die reeds vooruitgezeild waren. Deze onderneming bracht meer strijd, maar behaalde toch ook grote voordelen. In een gevecht tegen de Spanjaarden op Tidore verloor de admiraal drie vingers van de rechterhand. Een tocht naar China kostte een aantal zijner mannen het leven, maar leverde niets op. Rijke ladingen werden evenwel in de Archipel verkregen.
Na een loge op Patani te hebben gevestigd keerde Van Neck via Bantam huiswaarts. In Juli 1603 kwam hij te Amsterdam aan, waar hij sedertdien gevestigd bleef. In de volgende jaren vervulde hij er verschillende vooraanstaande functies: raad (1621-’38), schepen (1609), burgemeester (1622, 1623, 1625, 1626), raad ter Admiraliteit (1628-37).
DR F. W. STAPEL
Lit.: H. Terpstra, J. v. Neck, Amsterdams admiraal en regent (Amsterdam 1950).