(Ithdke, Ithaki of Thiakï), gelegen op 38° 25' N.Br. en 20° 42' O.L.v.Gr., is na Paxos het kleinste der zeven Ionische eilanden, heeft een oppervl. van ca 93 km2 en behoort tot de Griekse nomos (district) Kephallenia. Het ligt ten Z. van Leukas (Sta Maura) en ten N.O. van Kephallenia, door het 2-4 km brede Kanaal van Ithaka van dat eiland gescheiden.
In de Oudheid was dit eiland beroemd als het vaderland en het rijk van Odysseus. Het is niet zeker of daarmee Ithaka, dan wel Kephallenia of Leukas bedoeld is (Dörpfeld meende het laatste, doch in 1930 is op Ithaka een wijinscriptie gevonden voor Odysseus). In de Middeleeuwen deelde Ithaka de geschiedenis van Kephallenia, stierf ten gevolge van de zeeroverij en de oorlogen met de Turken bijna uit en kwam eerst weer tot bloei onder Venetiaans bestuur. Het inwonertal is sedert 1880 sterk verminderd. Van 1941-1945 was het eiland door Duitse troepen bezet. Het brengt krenten, wijn en olie voort.
Er is scheepvaart, scheepsbouw en handel, vooral in de aan de Baai van Molo gelegen hoofdplaats Vathy of Ithaki, met ca 3600 inw., waar ook de zetel is van een bisschop. De visserij levert o.a. sponsen en rode koralen op.Lit.: Sir W. Geil, Topography and Antiquities of I. (1807); W. Dörpeld, Alt I. (2 dln, 1927).