Nederlands geschiedkundige (Arnhem 26 Juli 1795-20 Juni 1863), kwam in 1812 in de boekhandel en uitgeverij van zijn vader te Arnhem. Reeds in 1816 werd hij opzichter van het archief te Arnhem en later provinciaal archivaris van Gelderland.
Als zodanig heeft hij buitengewoon verdienstelijk werk gedaan, als historicus heeft hij veel belangrijke stukken aan het licht gebracht en onderscheidene werken van betekenis geschreven. Ook als uitgever heeft hij een wetenschappelijke naam verworven. Hij is de oprichter en jarenlange redacteur der nog bestaande Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde (sinds 1837) en van de Gelderschen Volksalmanak (1849). Wegens zijn verdiensten voor de wetenschap werd hem in 1850 door de Gron. Universiteit het doctoraat h.c. verleend. Na zijn dood werd de boekhandel en uitgeverszaak voortgezet door zijn oudste zoon Paulus Nijhoff (Arnhem 9 Aug. 1821 - 29 Nov. 1867), die zijn vader eveneens opvolgde als provinciaal archivaris.Bibl.: Statistieke beschrijving van Gelderland (1828); Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland (6 dln, 18301862); Het klooster Bethlehem of Bielheim bij Doetinchem (1853) ; Arnhem en zijn omstreken (1854).
Lit.: H. W. v. Tricht, Het Arnhemse geslacht Nijhoff, gesch. en genealogie (’s-Gravenhage 1931); W. Nijhoff, De Arnhemse boekverkoopers en uitgevers Nijhoff, gesch. en bibl. (’s-Gravenhage 1934).