Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Immanent

betekenis & definitie

betekent inwonend, innerlijk bijblijvend. De scholastieken onderscheiden een actio immanens, welke handeling niet buiten het bereik van het subject uitgaat en dit niet verandert en een actio transiens, die zulks wel doet.

Spinoza stelt God als immanente oorzaak; d.w.z. God is de natuur zelf (Deus sive natura). In deze leer is voor een Godsopenbaring, van buiten af, geen plaats. Dit leidt tot pantheïsme. Kennistheoretisch betekent immanent: binnen het bereik van de ervaring (Kant) of van het bewustzijn blijvend (Fichte), tegenover transcendent: de ervaring of het bewustzijn te boven gaand. In Frankrijk wordt het beginsel der immanentie aanvaard o.a. door M.

Blondel en E. Ie Roy.Lit.: H. J. F. W. Brugmans, Iets over immanente philosophie, haar ontstaanswijze en haar waarheidsbegrip (1914); H. Dooyeweerd,Het tijdsprobleem en zijn antinomieën op het immanentiestandpunt (i938/’39); H.

Robbers, Immanentie en transcendentie, in: Bijdr. v. d. philos. en theol. faculteiten der Ned. Jezuïeten (1938) blz. 207-235.

< >