(1) is het vaststellen van identiteit (lett.: gelijk zijn aan). Zij is alleen mogelijk t.a.v. personen en zaken die als unicum beschouwd kunnen worden (bijv. kunstwerken).
Door registratie en ononderbroken gebruik van zgn. personalia (naam, geboorteplaats, geboortedatum, woonplaats, familiebetrekkingen), staat de identiteit van personen in de regel voldoende vast. Door de wetgever wordt de zgn. burgerlijke staat beschermd en de verduistering van staat met straf bedreigd. Onopzettelijk of opzettelijk verloren gaan van de identiteit kan veelal door de middelen van identificatie worden hersteld.De middelen ter identificatie zijn:
1. het herkennen van het lijk of van de persoon door familieleden of kennissen. Hiertoe dient de confrontatie;
2. het vaststellen aan het lijk of aan de persoon van kenmerken, waarvan bekend is dat hij de drager is (metalen plaatje, kleding, gebit, bijzondere lichaamskentekenen).
Volgens verschillende methodes is men in de laatste jaren bij voorbaat gegevens gaan verzamelen voor event. identificatie. In de 19de eeuw ontwierp Alphonse Bertillon een systeem (Bertillonnage), waarmee door middel van elf lichaamsmaten identificatie mogelijk bleek. Dit systeem kan echter falen bij kinderen, wanneer de meting en de identificatie geruime tijd na elkaar geschieden. Thans wordt algemeen gebruik gemaakt van de vingerpatronen, waarvan gemakkelijk een afdruk is te maken en die gedurende het leven niet veranderen (z dactyloscopie),
A. DE FROE
Lit.: H. Cummins and C. Midlo, Finger Prints, Palms and Soles: an Introduction to Dermatoglyphics (Philadelphia 1943).
(2, psychiatrie), vereenzelviging, is een der vroegste onbewuste uitingen van een gevoelsbinding. In het proces van de persoonlijkheidsontwikkeling speelt de identificatie een belangrijke rol. Meestal zijn de ouders de eerste objecten der identificatie. De jongen is in sommige handelingen de Vader. Door de identificatie worden tal van houdingen overgenomen: een intonatie, een zegswijze, een gebaar. Ook diep in het leven ingrijpende wensen, „ideaalstellingen”, kunnen door identificatie worden overgenomen.
Voor de vorming van het ik-ideaal en het „Ueber-ich” is de identificatie van grote betekenis. Het vermogen zich met anderen te identificeren ligt ten grondslag aan het vermogen zich in anderen in te leven.
