L. is een geslacht van boomvormige planten uit de familie der Leguminosen-Caesalpinoideeën, dat met 15 soorten in tropisch Amerika vnl. Brazilië, thuishoort.
De bomen hebben verspreide, tweetallig samengestelde bladeren, die leerachtig en van grote puntvormige klieren voorzien zijn; de bloemen staan in eindstandige, vaak iets schermvormige bloeiwijzen. De houtige vrucht heeft een melige binnenwand en springt niet open. De belangrijkste soort is H. Courbaril L., de „locus” of,,zwarte locus”, die ook in Suriname voorkomt.Deze soort levert het locus- of courbarilhout. Het kernhout is in vers bewerkte toestand vleeskleurig, doch licht en lucht doen de kleur in donkerroodbruin overgaan. Het is zeer geschikt voor meubels, betimmeringen, vloeren, enz., scheurt en werkt weinig (wordt daarom wel Surinaams teakhout genoemd). Uit de stam kan een licht gekleurde hars, de Columbia- of Braziliaanse copal gewonnen worden, die in de bodem verhardt.
DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Pfeiffer, De Houtsoorten van Suriname I p. 252-254 (Amsterdam 1926).
