Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Hyena-achtigen

betekenis & definitie

(Hyaenidae) is de naam van een familie der Roofdieren (Carnivora), die thans alleen in Azië en Afrika te vinden is, maar die in het Pleistoceen ook in Europa voorkwam. Hyena’s zijn weinig-snelle, „vreesachtige” nachtdieren, ter grootte van een flinke herdershond, met een dikke kop, korte snuit met krachtig gespierde kaken en een zeer sterk gebit, bestaande uit grote snij- en hoektanden en zeer krachtige, scherpe kiezen.

De voorpoten zijn wat langer en zwaarder dan de achterpoten, zodat de rug helt. De klauwen zijn stomp en kunnen niet ingetrokken worden. Op de nek en het voorste deel van de rug bevinden zich stijve manen. Aan de wortel van de vrij lange pluimstaart zitten klieren, die een onaangename geur verspreiden. De ogen zijn, klein, de oorschelpen groot en opstaand. De gehele lichaamsbouw is die van een aaseter.

Met hun krachtig gebit kunnen zij vrijwel elk been vermorzelen, de krachtig gespierde nek stelt hen in staat zware lasten te verslepen. Het voedsel bestaat vnl. uit aas (zij graven zelfs lijken op), maar ook jagen zij wel, sommige soorten in troepen, op levende prooi: apen, geiten, kleine huisdieren. Tijdens het voedselzoeken maken zij een blatend-lachend geluid. Hun kalkrijke uitwerpselen (koprolithen) kunnen zelfs fossiliseren. Overdag houden zij zich schuil in holen of in grotten. De 1 -5 jongen worden na een draagtijd van 11-13 weken geworpen. De levensduur bedraagt ca 10 jaren.Het meest voorkomende is de gestreepte hyena (Hyaena striata), die in het Pleistoceen tot in Midden- en West-Europa, thans nog in Indië, Z.W.-Azië en Noord-Afrika wordt gevonden. De vacht is grijs met zwarte strepen. Gewoonlijk leeft deze soort alleen of in paren; ’s nachts waagt zij zich wel tot in de dorpen. Wat kleiner is de in Zuid-Afrika voorkomende bruine hyena (H. brunnea), gekenmerkt door een van de rug afhangende mantel van lange, ruige haren en puntige oren. Keel en hals zijn geel, de rest van het lichaam nagenoeg eenkleurig bruin. Aan zijn gewoonte zich te voeden met uit zee aangespoelde dieren dankt hij de naam strandwolf. Vroeger was dit dier algemeen, maar thans is het in verschillende streken uitgeroeid.

De grootste soort is de gevlekte hyena (Crocuta crocuta) uit Zuid- en Oost-Afrika ten Z. van de Sahara. De licht bruingele, donker gevlekte vacht is kortharig; manen ontbreken. De oorschelpen zijn vrij kort en rond. Het dier voedt zich vooral met door leeuwen achtergelaten kadavers. Men beschouwt deze soort wel als een rechtstreekse afstammeling van de grottenhyena (H. spelaea), die in de Ijstijd in Europa leefde. Een verwante soort (Crocuta perrierii) leefde toen in Nederland.

Tot deze familie rekent men tegenwoordig ook de aardwolf (Proteles cristatus), die ook verwantschap met de Civetkatten vertoont. Het dier is kleiner en slanker, maar gelijkt overigens veel op de gestreepte hyena; het leeft in troepen en houdt zich overdag schuil in holen (vaak van aardvarkens) of tussen het struikgewas. Het gebit is sterk gereduceerd; het voedsel bestaat vooral uit termieten en mieren.

DR A. SCHEYGROND

Lit.: A. E. Brehm, Tierleben 12, Säugetiere 3 (Leipzig, Wien, 1915); M. Weber, Die Säugetiere 2 (Jena 1928).

< >