Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Houttoepassingen

betekenis & definitie

Naar het gebruik, dat van hout wordt gemaakt, onderscheidt men o.m. de volgende groepen:



Bestekhout,
d.w.z. het hout wordt zowel wat lengte, breedte als dikte betreft, op maat gezaagd (soms ook geschaafd) en aldus geleverd.



Boerengeriefhout,
d.i. in de regel loofhout, soms ook naaldhout, vaak ongezaagd, soms gezaagd, hetwelk de boer nodig heeft voor hekken, omheiningen, stallen, brugjes of eenvoudige dakbedekkingen.



Bouwhout,
d.w.z. gezaagd, soms ook geschaafd naaldhout, hetwelk de aannemerij nodig heeft voor huizen-, boerderij- of fabrieksbouw.



Duighout,
d.w.z. Eiken, Beuken, Iepen, Teak en andere houtsoorten, grotendeels zo bewerkt, dat ze zonder belangrijke verdere behandeling voor de vatenindustrie geschikt zijn.



Edeltriplex:
(zie hieronder triplexhout).



Fineerhout,
ook wel opleghout of plakhout genaamd, is geschild of gesneden hout, dikte 0,04 tot ca 4 mm, waaruit soms triplex of multiplex wordt opgebouwd of hetwelk voor de meubel- en betimmeringsindustrie wordt gebruikt om er meer eenvoudige, goede houtsoorten mee te beplakken. Ook de emballage-industrie gebruikt het voor de vervaardiging van sigarenkisten en doosjes voor suiker- en chocoladewerken.



Hoepelhout,
d.w.z. hoepels voor vaten in de regel gemaakt van gespleten Wilgenrijshout. In hoofdzaak worden die gemaakt voor fust, hetwelk slechts eenmaal voor het doel behoeft te dienen bijv. boter- en haringvaatjes.



Houtbouw,
d.w.z. constructies, die voor het overgrote deel uit naaldhout worden vervaardigd, op een dusdanige wijze, dat zij spoedig ter plaatse in elkaar gezet en in sommige gevallen ook weer uit elkaar genomen kunnen worden. Voorbeelden, zijn de „prefab” huizen, tijdelijke bruggen, tentoonstellingsgebouwen, enz.



Houtvezelplaten
of houtboard, verdeeld in harden zachtboard, dus zwaarder geperst tot dunne platen van bijna 4-6 mm dikte of minder zwaar geperst in dikten van 8-15 mm, zijn geschikt voor plafonds, zolderruimtebeschietingen, tentoonstellingsinterieurs etc.



Houtwol.
In de regel vervaardigd van naaldhoutafval, soms ook van loofhout (zoals Populierenhout). De dikte varieert tussen 0,01 en 0,5 mm. Het dient als verpakkingsmateriaal o.a. voor glaswerk. Papierwol heeft houtwol deels verdrongen.



Klompenhout.
In België en Nederland gebruikt men daarvoor hoofdzakelijk Populierenhout, voor de beste klompen ook Wilgenhout. Uit 1 m3 hout kunnen ca 100 paar klompen vervaardigd worden.



Lucifershout.
Hiervoor wordt hoofdzakelijk Populierenhout (soms ook Wilgen- en Lindenhout) benut. Het hout wordt eerst tot fineer geschild en daarna tot lucifersstokjes gesneden. Ook de doosjes worden van geschild hout gemaakt. Het jaarlijks wereldverbruik bedraagt ca 0,5 millioen m3.



Meubelhout.
De meest bekende zijn Eiken-, Noten- en Mahoniehout. Door hun zachtheid worden de loofhoutsoorten zoals Populieren-, Wilgen-, Linden- en Cederhout, alsmede de naaldhoutsoorten Vuren- en Dennenhout, niet tot de groep „meubelhout” gerekend.



Microplex.
(zie hieronder Veredeld hout).



Mijnhout.
Veel naaldhout en ook wel wat loofhout uit eigen bossen worden in Nederland voor dit doel benut. De selectie is streng en veel mijnhout wordt eerst bederfwerend gemaakt. De levensduur van mijnhout is zeer kort.



Paalhout,
d.w.z. tamelijk lange boomstammen, die van de schors en bast ontdaan soms hun ronde vorm blijven behouden, doch in de regel nog acht- of vierkantig worden gehakt en dan voor het gebruik gereed zijn. Hoofddoel is de toepassing bij zeeweringen, remmingwerken, sluizen en bruggen. Zowel bederfwerend geprepareerde naaldhoutsoorten als Westerse en tropische hardhoutsoorten worden voor dit doel gebruikt.



Papierhout,
d.w.z. naaldhoutsoorten en ook enkele loofhoutsoorten, die voor de fabricatie van houthoudend papier (bijv. krantenpapier) geschikt zijn. Veel Nederlands papierhout komt uit de Skandinavische landen.



Profielhout.
Hieronder verstaat men in de regel naaldhout, soms ook loofhout, hetwelk in een bepaald profiel gefreesd is. Er zijn „vaste profielen”, die de vorm hebben, welke de fabrikant het meest geschikt acht en „losse profielen”, die al naar de keus van de verbruiker in een door hem gewenste vorm worden vervaardigd.



Resonanshout,
of klankbodemhout d.w.z. hout voor klankbodems van piano’s, orgels en enkele andere muziekinstrumenten. Voor dit doel past men uitsluitend naaldhout toe, hetwelk langzaam gegroeid, zeer regelmatig, rechtdradig hout moet zijn, homogeen en zonder enig gebrek. Het hout wordt dan kwartiers gezaagd, zodat de planken op het kopse vlak staande groeiringen vertonen. Aan de noordzijde van enkele Middeneuropese bergen treft men, onder grote selectie, soms bossen aan, waarin geschikt resonanshout kan worden aangekapt. Ook in Noord-Amerika worden de houtsoorten „Sitka Spruce” en „Redwood” voor dit doel met goed gevolg toegepast.



Schilhout.
Aldus noemt men stammen, die zowel wat de houtsoort zelf als wat de vorm van de stammen aangaat, voor het schillen in aanmerking komen. De voornaamste loofhoutsoorten voor dit doel zijn: Populieren, Elzen, Berken, Beuken, Okoume, Limba, Afrikaans Mahonie, Macoré en Abachi. Schilhout moet rechtdradig zijn en de bomen moeten tamelijk recht en goed cylindrisch van vorm zijn om als schilhout te worden geclassificeerd. Al naar gelang van de grootte van de schilmachine mag de diameter van de stammen niet meer dan 1,20 m - 1,50 m of 1,80 m zijn.



Steigerhout.
Hoewel sommige Nederlandse naaldhoutbossen, die door kunstmatige aanplanting zijn ontstaan en daardoor meer rechtopgaande bomen hebben, dikwijls geschikt zijn voor de aankap van kort steigerhout, hebben de Belgische, Luxemburgse en Skandinavische landen in de levering van dit hout toch ook een groot aandeel. Steigerhout is aan strenge keuring onderhevig en mag geen zware of losse kwasten, rot of andere gebreken vertonen. Lange rechte toppen van zwaarder „paalhout” komen hiervoor ook in aanmerking. O.a. zijn de zgn. „Noorse Juffers” voor dit doel uitstekend geschikt. Veel steigerhout wordt niet van bast en schors ontdaan en aldus gebruikt.



Straatblokjes.
Hoewel in de laatste twintig jaar het gebruik van straatblokjes voor het plaveien van straten en pleinen in de grote steden afneemt en asfalt en beton die plaats innemen, wordt hout voor dit doel toch nog toegepast. Soms gebruikt men gecreosoteerd Vuren of Grenenhout, dikwijls Jarrah-hout uit Australië.



Stuwhout
wordt gebruikt op de scheepswerven bij het op zijn plaats houden van het te bouwen schip. Men heeft voor Dennenhout, hetwelk licht van gewicht en taai is en weinig splintert, grote voorliefde.



Timmerhout,
d.w.z. naaldhout, hetwelk in de aannemerij wordt gebruikt. Het is soms ongeschaafd, in de regel echter geschaafd, soms ook geploegd en geprofileerd en reeds enigszins pasklaar, wat de maten betreft.



Triplexhout.
Hieronder wordt ook multiplexhout (dus een uit meer dan 3 lagen samengestelde houtplaat) gerekend. Onder Edeltriplex verstaat men triplex of multiplex, hetwelk aan één of twee zijden van een fraaie houtsoort als deklaag is voorzien en hetwelk gebruikt wordt voor de vervaardiging van meubelen, betimmeringen of plafonds. Voor de voornaamste loof- en naaldhout triplexsoorten zie hierboven „Schilhout”.



Veredeld hout
noemt men hout, dat onder grote druk in elkaar geperst en daardoor verstevigd wordt of hout, dat uit vele dunne fineerlagen is opgebouwd en met kunstharslijm is gelijmd. Men spreekt dan ook wel van microplex. Ook met kunstharsen doordrenkt hout wordt veredeld hout genoemd. Zie hierna: Houtveredeling.



Verfhout,
d.w.z. hout uit hetwelk men kleurstoffen kan bereiden. Uit Pernambuc- of Brazilhout is eeuwenlang een rode kleurstof bereid, die dienst deed o.m. voor het verven van fijne lakens. Ook Blauwhout, Sandelhout, Geelhout, Campêchehout e.a. houtsoorten lenen zich voor dit doel.



Verpakkingshout
of emballagehout. Hoofdzakelijk gebruikt men hiervoor afvalhout (kantdelen) van naaldhoutbomen. Ook verschillende loofhoutbomen, zoals de Populier, leveren verpakkingshout.



Wagenmakershout.
Hiervoor komen in Nederland o.m. Iepen-, Acacia- en Essenhout in aanmerking. Buitenlandse houtsoorten voor dit doel geschikt zijn o.m. Azijnhout en Hickory.



Waterbouwhout.
Dit kan men onderscheiden in twee groepen nl. dat, hetwelk tegen zeewater en de daarin levende paalworm bestand moet zijn en dat, hetwelk slechts zoet water te verduren heeft. Voor de eerstgenoemde groep zijn o.m. geschikt: Demerara, Groenhart, Manbarklak, Basralocus, Azobé e.a., voor de tweede groep: Inlands Eiken en verschillende harde tropische houtsoorten.



Wortelhout
d.w.z. aan de voet van de boom of van de opgaande stam groeiende uitwassen (knollen) welke soms, als massief hout, bijv. voor de pijpenindustrie worden gebruikt, in de regel echter tot fineer worden gesneden of geschild. De meest voorkomende soorten zijn: Noten-, Iepen-, Eiken-, Essen-, Esdoorn-, Amboina-, Padoek-, Madrona- en Navonawortelhout.

< >