Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HORZELS

betekenis & definitie

(Oestridae), een familie der tweevleugelige insecten (Diptera). Deze vrij grote, vaak tamelijk behaarde vliegen, die in de volwassen toestand vrij zeldzaam blijken, hebben meestal rudimentaire monddelen, zodat zij als imago geen voedsel meer opnemen.

De naam „horzel” wordt vaak ten onrechte gebruikt voor allerlei grote, stekende insecten, zoals de paardenvliegen of Tabaniden en de hoornaar (Vespa crabro). De larven parasiteren in zoogdieren, waaronder huisdieren en de mens. De belangrijkste soort is de runderhorzel {Hypoderma bovis L.), die eieren legt op de huid van runderen (Juni - Sept.). Het is nog niet geheel duidelijk hoe nu verder het begin van de larvenontwikkeling is. Sommige onderzoekers beweren dat de uitkomende larven zich in de huid boren, andere dat de eieren opgelikt worden. Zeker is echter dat tegen de winter de jonge, 6 tot 14 mm lange larven zich in de wand van de slokdarm bevinden.

In de loop van de winter trekken zij van daar langs het middenrif en de ribben naar de ruggewervels, waar zij doordringen in het wervelkanaal. Van daar trekken zij vervolgens naar de rughuid, waar zij de bekende grote builen doen ontstaan, die later tot even zovele gaten c.q. slechte plekken in het leer worden. De larve zelf maakt trouwens al een kleine opening in de huid, waar zij haar achtereinde insteekt met de ademopeningen. Wanneer de larve volwassen is, kruipt zij geheel naar buiten om zich in de grond te verpoppen. De larven voeden zich met de verschillende lichaamsvochten en weefsels van haar gastheer.De paardenhorzel, Gastrophilus intestinalis Deg., legt de eieren aan de schoften en voorbenen van het paard, waar zij opgelikt worden om vervolgens in de maag terecht te komen. De larven hechten zich aan de maagwand vast, waar zij haar gehele ontwikkeling doormaken. Als zij volwassen zijn, laten zij los en worden met de maag- en darminhoud meegevoerd, totdat zij op de grond komen, waar de verpopping plaatsvindt. Het voedsel van de larve bestaat uit bloed en slijm van de maagwand.

De schapenhorzel, Oestrus ovis L., legt haar eieren, die onmiddellijk uitkomen, in de neusgaten van het schaap, de larven kruipen omhoog in de neus- en bijholten waar zij zich voeden met slijm, bloed enz. Als zij volwassen zijn kruipen zij weer omlaag en worden ten slotte door het schaap uitgeniesd. Verpopping geschiedt in de grond.

Merkwaardig is de levenswijze van de Zuidamerikaanse horzel Dermatobia cyaniventris, Macq. Hier worden de eieren niet direct op de huid van de gastheer (rund, hond, varken enz. of de mens) gelegd, doch op het achterlijf van muggen en andere bloedzuigende insecten vastgehecht. Wanneer nu de jonge larven rijp zijn om uit te komen geeft de lichaamswarmte van mens of dier, waarop de mug bloed zuigt, de nodige prikkel om de eischaal te verlaten. Dit gebeurt zeer snel, waarop zij in de huid van haar gastheer binnendringen.

DR G. BARENDRECHT

Lit.: z tweevleugeligen, voorts de handboeken der parasitologie.

< >