Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HOORNWERK

betekenis & definitie

is in de vestingbouw een van de vele soorten van buitenwerken, waarmede de vestingen van het Oudnederlandse stelsel meestal voorzien en dikwijls, zoals Maastricht, Heusden, Bergen op Zoom en Breda, overladen waren. Het waltracé bestaat uit een gebastionneerd front A B C D E F, aan de zijden gesloten door vleugels (AA' en FF') die van de vesting uit geflankeerd moesten kunnen worden.

Daartoe had de polygoon A F dezelfde lengte als de hoofdwal van de courtine der vesting. De figuur geeft het tracé volgens Freitag (1630), waarbij A F = 36 Rijnlandse roeden a 3,77 m = 135,72 m. Aan de achterzijde was het hoornwerk open, het was door een gracht en veelal nog door een bedekte weg omgeven; soms lag; tussen de 2 halfbastions in de gracht een klein ravelijn of werd voor het gehele werk nog tot grotere sterkte een kroonwerk aangebracht (Breda, beleg door Spinola in 1624/25).Menno van Coehoorn noemt in de voorrede van zijn Nieuwe Vestingbouw van 1685 de hoornwerken, evenals de kroonwerken, halve manen, enz. wegens hun gebreken „onnutte meubelen”.