Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HOHENLOHE

betekenis & definitie

Zuidduitse adellijke familie (sedert de 12de eeuw), waarvan het vorstendom in 1806 gedeeltelijk aan Württemberg, gedeeltelijk aan Beieren kwam. Tot deze familie behoorden:

Chlodwig (Karl Viktor),

vorst (1845) zu H.-Schillingsfürst, prins (1840) van Ratibor en Korvei, derde Duitse Rijkskanselier (Rotenburg a.d. Fulda 31 Mrt 1819 - Ragaz 6 Juli 1901), werd in 1846 krachtens erfrecht lid van de Beierse Eerste Kamer, waarin hij, ofschoon Katholiek, als liberaal Klein-Duitser het clericalisme en de politiek van minister von der Pfordten (z Beieren, geschiedenis) bestreed. In 1849 was hij gezant van de Duitse Bond te Londen. 31 Dec. 1866 was hij de aangewezen man om Beiers minister-president (minister van Buitenlandse Zaken) te worden. Hij zette de tolunie en de militaire vereniging met Pruisen door, maar faalde in zijn poging om de Katholieke staten tijdig verzet te laten aantekenen tegen de plannen van het Concilie van het Vaticaan. In Mrt 1870 moest Hohenlohe aftreden, omdat de clericale Groot-Duitsers de meerderheid in de Tweede Kamer verkregen hadden. Van 1871 -1874 was hij lid van de Rijksdag (voor Forchheim) waarin hij zich aansloot bij de Liberale Rijkspartij.

Van 1874-1885 was hij Duits gezant te Parijs en van 1885 -1894 stadhouder van het Rijksland Elzas-Lotharingen. Zijn fijne en bescheiden figuur wist zowel in de ene als in de andere positie tijdelijk enige toenadering tussen Frankrijk en Duitsland te bewerkstelligen. Zijn benoeming tot Rijkskanselier en Pruisisch ministerpresident op 29 Oct. 1894 betekende toenadering van de „nieuwe koers” tot Bismarck. Hohenlohe was echter reeds te oud, dan dat hij in die jaren enige leiding heeft kunnen geven (z Bülow). De publicatie door F. Curtius van zijn Denkwürdigkeiten (2 dln, 1907) in opdracht van zijn zoon prins Alexander (Lindau 6 Aug. 1862 - Badenweiler 16 Mei 1924) wekte het misnoegen van Wilhelm II.

Alexander moest ontslag nemen uit zijn betrekking van districts-president in de Boven-Elzas (1898-1906) en werkte gedurende Wereldoorlog I in Zwitserland voor een vrede door overleg. In 1931 gaf K. A. v. Müller als vervolg der Memoires nog uit: Denkwürdigkeiten der Reichskanzlerzeit.

Lit.: Rust, Reichskanzler Fürst Chl. zu H.-S. und seine Brüder (1897); C. Nuys, G. zu H.-S. (Haarlem 1907, Mannen en vrouwen v. beteekenis, XXXVII, 3); K. A. v. Müller, Bayern im Jahre 1866 und die Berufung des Fürsten H. (1909); F. Seydler, Fürst Chlodwig zu H.-S. als Statthalter im Reichsland Elsass-Lothringen (1929); J. Ziekursch, Polit.

Gesch. d. neuen Deutschen Kaiserreichs (dl III, 1930); E. Eyck, Das persönliche Regiment Wilhelm II (1948); A. Chroust, C.z.H. u.seine Denkwürdigkeiten (1932).

Gustav Adolf,

prins zu H.-Schillingsfürst, kardinaal (1866) (Rotenburg aan de Fulda 26 Febr. 1823 - Rome 30 Oct. 1896), broeder van de voorgaande, was op het Vaticaans Concilie een verklaard tegenstander van het leerstuk der pauselijke onfeilbaarheid.

Konrad,

prins zu H.-Schillingsfürst, Oostenrijks politicus (Wenen 16 Dec. 1863 - Leoben 21 Dec. 1918), was een neef van Chlodwig en werd om zijn liberale ideeën „de rode prins” genoemd. Hij was van 1903 - Apr. 1906 stadhouder in Triest en werd daarna gedurende enkele maanden opvolger van von Gautsch als minister-president en minister van Binnenlandse Zaken. Van Nov. 1915 - Oct. 1916 was Hohenlohe weer minister van Binnenlandse Zaken en van Dec. 1916 - Febr. 1917 van Financiën.

Philips,

graaf von, heer van Langenburg, legeraanvoerder in Nederlandse dienst (17 Febr. 1550 - IJselstein 5 Mrt 1606), was sinds 17 Febr. 1595 gehuwd met Maria, oudste dochter van Willem I, prins van Oranje. Hij begaf zich in 1575 naar de Nederlanden, waar hij aan verschillende kleine ondernemingen met afwisselend succes deel had. In 1580 werd hij door Rennenberg bij Boertange verslagen. Na de dood van prins Willem I benoemden de Staten van Holland en Zeeland hem tot algemeen veldoverste. Zijn aanslag in 1579 op ’s-Hertogenbosch mislukte, die op de schans Engelen, die hij Crèvecoeur noemde, in 1586 gelukte. Toen Leicester landvoogd werd, liet hij Hohenlohe het algemeen luitenantschap aanbieden, doch deze bedankte en verkoos onder de Staten te dienen.

Lit.: over het geslacht H.: Hohenlohisches Urkundenbuch, hrsg. v. K. Weller u. Chr. Belschner (3 dln, 1899-1912); Ch. Belschner, Die verschiedenen Linien u. Zweige des Hauses H. (1926).

< >