naam van verschillende vorsten in Palestijns gebied in de 1ste eeuw v. Chr. en de 1ste eeuw n.
Chr. Vermeld worden:Herodes de Grote (73-4 v. Chr.), van 37-4 koning van Judaea, was in 47 reeds tot stadhouder van Galilaea en kort daarop door M. Antonius*, de triumvir, tot tetrarch* benoemd. Met hulp der Romeinen versloeg hij Antigonus*, veroverde Jeruzalem (37) en verkreeg de koningstitel. Hij verheugde zich niet alleen in de gunst van Antonius, maar ook van Octavianus, de latere Augustus, en breidde zijn rijk uit van Damascus tot aan de grenzen van Egypte. Onder suzereiniteit van Rome oefende hij absolute macht uit en sloeg eigen munten; de havenstad Caesarea legde hij aan; paleizen, steden en monumenten liet hij bouwen en de tempel te Jeruzalem verfraaien.
Kunsten en wetenschappen bevorderde hij: Nikolaos van Damascus leefde aan zijn hof. Heerszuchtig en argwanend als hij was, liet hij vele van zijn verwanten ombrengen (o.m. zijn zwager Aristobulus, zijn vrouw Mariamme, zijn oudste zoon Antipater en andere kinderen).
PROF. DR B. A. VAN GRONINGEN
Lit.: E. Schürer, Gesch. des jüd. VolkesI, 4de dr. (1901), blz. 348 vlgg.; Walter Otto in Pauly-Wissowa’s Reallex. d. dass. Altertumswiss., Suppl. II (1913), blz. 2 vlgg.; Idem, Herodes, Beiträge z. Geschichte des letzten jüd- Königshauses (Stuttgart 1913); H.
Willrich, Das Haus des H. (1928); A. H. M. Jones, The Herods of Judaea (Oxford 1938).
Herodes Antipas, zoon van Herodes de Grote, werd tetrarch van Galilaea en Peraea (4 v. Chr. - 39 n. Chr.) en bouwde daar de hoofdstad Tiberias. Hij was gehuwd met een dochter van de Arabische koning Aretas, doch huwde later de vrouw van zijn stiefbroeder, Herodias, die een dochter had, Salome. Herodes liet Johannes de Doper gevangen nemen en, op verzoek van Salome, onthoofden. Later bij een bezoek in Jeruzalem, zond Pilatus de gevangen Jezus naar hem toe, opdat Herodes over hem (daar hij een Galilaeër was) zou oordelen.
Herodes weigerde echter en bespotte Jezus slechts. Tijdens Tiberius’ regering kwam hij in oorlog met zijn vroegere schoonvader Aretas en werd door deze verslagen. Toen hij, op aandringen van Herodias, keizer Caligula om de koningstitel verzocht, verbande deze hem naar Lugdunum (Lyon).
Lit.: J. Blinzler, Her. Ant. und Jesus Christus (Stuttgart 1947); E. Schürer, Gesch. des jüd. Volkes I4, 431-449.
Herodes Philippus, broeder van Herodes Antipas, werd tetrarch van Trachonitis, Auranitis en Batanaea (4 v. Chr. - 34 n. Chr.), regeerde rechtvaardig en wijs en stichtte Caesarea Philippi aan de Jordaan. Hij was getrouwd met Salome, de dochter van Herodias.
Herodes Agrippa I (10 v. Chr. - 44 n. Chr.), kleinzoon van Herodes de Grote en broeder van Herodias, hield verblijf te Rome, maar nam wegens schulden de wijk naar Idumaea. Later keerde hij naar Rome terug, maar werd door Tiberius in de gevangenis geworpen. Nog later echter verkreeg hij door de gunst van Caligula en van Claudius het beheer over Judaea en Samaria met de titel van koning. Hij overleed plotseling te Caesarea in 44 n.
Chr. en zijn gebied werd ingelijfd in het Romeinse Rijk. Hij had als koning de gunst der vrome Joden gezocht en vervolgde daarom Christenen en heidenen. De apostel Jacobus liet hij doden. Petrus ontkwam slechts door een wonder. Buiten zijn rijk bevorderde hij de Hellenistische cultuur.
Lit.: E. Schürer, Gesch. d. jüd. Volkes, I, 549-564.
Herodes Agrippa II (27 - 100 n. Chr.), zoon van de voorgaande en broeder van Berenice*, verkreeg in 56 de tetrarchie van Herodes Philippus, was de laatste koning der Joden en de laatste telg van zijn geslacht. Hij ondersteunde de Romeinen bij de verovering van Jeruzalem, verkreeg toen de waardigheid van praetor en overleed in 100 n. Chr. Hij zou tijdens zijn regering de apostel Paulus hebben ontmoet.
Lit.: E Schürer, Gesch. d. jüd. Volkes, I, 585-600.
HERODIANOS
Grieks geschiedschrijver (ca 170-240 n. Chr.), die in 8 boeken de Romeinse geschiedenis van de dood van Marcus Aurelius tot de ambtsaanvaarding van Gordianus III (180-238) beschreef. Ofschoon hij als ambtenaar (vermoedelijk van niet hoge rang) met enige kennis van zaken over zijn stof kon oordelen, is hij slechts voor enkele perioden een waardevolle bron. Niettemin is zijn werk in de volgende eeuwen veel gebruikt.
Tekstuitgave K. v. Stavenhagen (Leipzig 1922).
Lit.: J. C. P. Smits, De geschiedschrijver H. en zijn bronnen (Leiden 1913).