Men onderscheidt 2 soorten geschriften
1. die de astrologie, de alchemie, de magie betreffen en waarvan wij de oudste kunnen dateren uit de 3de eeuw v. Chr.;
2. die theologie en wijsbegeerte betreffen en in de 2de en 3de eeuw n. Chr. werden geschreven.
Deze laatste zijn: de 17 tractaten van het Corpus hermeticum, de Asclepius, Latijnse vertaling van een verloren Griekse tekst en verscheidene uittreksels in de anthologie van Stobaeus. Eigen aan al deze geschriften is dat ze een openbaring heten te zijn van Hennes* Trismegistos. Typisch voor de 2de reeks is de bedoeling alle filosofische bespiegelingen te beperken tot de kennis van God.
Bibl.: Hermetica ed. by W. Scott (4 vol., Oxford 1924-1936); Corpus hermeticum, texte établi p. A. D. Nock, trad. p. A.
J. Festugière (2 dln, Paris 1945).
Lit.: R. Reitzenstein, Poimandres (Leipzig 1904); G.R.S. Mead, Thrice Great Hermes (3 dln, London, The Theosophical publ. Soc. 1906); J. Kroll, Die Lehren des H.-T. (München i. W. 1914); C.
F. G. Heinrici, Die Hermes-Mystik und das Neue Testament (Leipzig 1918); A. J. Festugière, La révélation d’Hermès Trismégiste (1944); Idem, L’hermétisme (1948); W. Gundel, Neue astrologische Texte des Hermes Trismegistos (1936).