Jezuïet en moraaltheoloog (Notteln, Westfalen, 1600 - Münster 31 Jan. 1668), onderwees vnl. te Keulen de wijsbegeerte en de godgeleerdheid, maar vooral de moraal; werd vervolgens rector van het college der Jezuïeten te Hildesheim en te Münster. Hier schreef hij Medulla theologiae moralis omstreeks 1650.
Om reden van zijn klaarheid, beknoptheid en methodische ordening verwierf dit boek een vermaardheid en genoot de grootste verspreiding als type van handboek van Moraal-casuïstiek. Reeds vóór 1776 beleefde het 200 uitgaven. Schrijver onthoudt zich van iedere gewaagde stelling, maar vermeldt soms een min bewezen stelling van andere theologen zonder ze te ondersteunen. Deze Medulla vormde het voorwerp van verscheidene aanvallen.
Reeds paus Alexander VII en later Innocentius XI veroordeelden enkele stellingen, waaraan Busenbaum een uiterlijke waarschijnlijkheid toeschreef.De protestantse polemiek noemde Busenbaum ten onrechte voorstander van de leer „het doel wettigt de middelen” (M. Reichmann S.J., Der Zweck heiligt die Mittel, Freiburg 1903). Toen de moordaanslag van Damiens op Lodewijk XV de Jezuïeten ten laste werd gelegd en men beweerde, dat uit hun leerboeken bleek, dat de Orde er niet afkerig van was, moord en oproer tot een heilig doel goed te keuren, liet het Parlement in 1757 te Toulouse en in 1761 te Parijs het boek van Busenbaum openlijk verbranden.
Een vermeerderde uitgave bezorgde de Jezuïet La Croix (Keulen 1710-1714); Zaccaria gaf een nieuwe editie en een verdediging van dit werk. Een commentaar gaven ook de heilige Alfonsus de Liguori (Napels 1748) en Ballerini, wiens Opus morale weer werd uitgegeven door Palmieri (3de druk, 7 dln, Prato 1899-1901).
DRS FEL. RAEYMAEKERS
Lit.: Sommervogel, Bibl. des Ecrivains de la Comp. de Jésus, t. II, c. 444-455; t. VIII, c. 1957; t. XI, c. 1631.