Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WESTFALEN

betekenis & definitie

(1) is een begrip waaronder in de loop der eeuwen wordt verstaan:

a. Een van de drie delen, waarin het gebied van de stam der Saksen (ca 700 - ca 800), later het hertogdom Saksen (ca 900-1180) verdeeld is. De andere delen zijn Engern en Oostfalen.



b.
Een hertogdom, dat sedert de 12de eeuw aan de keurvorsten en aartsbisschoppen van Keulen behoorde en waartoe bijv. Soest, Werl, Menden, Altendorf enz. gerekend werden,



c.
Een van de tien kreitsen of kringen, waarin sedert ca 1500 het Duitse rijk verdeeld was. De Nederrijns-Westfaalse of Westfaalse kreits omvatte echter veel meer dan het oude Westfalen: Luik, Gulik en Kleef behoorden er bijv. ook toe, terwijl het bovengenoemde hertogdom er niet toe gerekend werd.



d.
Het Franse vazalkoninkrijk, dat door Napoleon I aan zijn jongste broeder Jérôme gegeven werd (1807-1813). Het bestond uit de voormalige keurvorstendommen Hessen en Hannover, het hertogdom Brunswijk en de gebieden, die Pruisen bij de Vrede van Tilsit links van de Elbe had moeten afstaan. Het had nagenoeg 2 millioen inwoners. Kassel was de hoofdstad. In Dec. 1810 werd het noordelijk stuk er van, dat aan de Noordzee grensde, bij het Franse keizerrijk ingelijfd.



e.
De Pruisische provincie Westfalen (sedert Juli 1816), waarvan de grenzen echter ook weer belangrijk van die van het oude Westfalen afwijken (z Westfalen, 2).

(2), voormalige provincie van Pruisen, werd in 1815 uit het hertogdom Westfalen en Engeren en een groot aantal graafschappen, vorstendommen, bisdommen en heerlijkheden gevormd en besloeg een oppervlakte van 20 209 km2. In 1945 is deze provincie grotendeels in het Land Noord-Rijnland-Westfalen opgegaan.

Lit.: W. Müller Wille, Westfalen, landschaftliche Ordnung und Bindung eines Landes (1952).

< >