Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Hermann bahr

betekenis & definitie

Oostenrijks schrijver (Linz 19 Juli 1863 - München 15 Jan. 1934), werd, na gestudeerd te hebben te Wenen, Graz en Berlijn, en na een verblijf te Parijs en in Spanje medewerker aan de Freie Bühne (later: Neue Rundschau) te Berlijn. Naderhand was hij theater-redacteur van het Neue Wiener Tageblatt.

Aanvankelijk een aanhanger van de naturalistische school, ging hij na 1890 geheel andere wegen op (1891: Die Ueberwindung des Naturalismus); hij wendde zich nu tot het symbolisme en de neo-romantiek en schreef in deze periode een reeks romans over het geestelijke leven in Wenen. In Wereldoorlog I onderging hij nieuwe kentering: hij ontwikkelde zich in religieuze richting (de roman HimmeUahrt van 1916) en bleef zich handhaven als de kunstenaar, die steeds openstaat voor het nieuwe, dat zich in het Europese geestesleven openbaart.Bibl.: Toneelwerk: Die neuen Menschen (1888); Die Mutter (1891); Das Tschaferl (1898); Der Krampus (1902); Das Ringelspiel (1907); Das Konzert (1909). Romans: Fin de siècle (1890); Neben der Liebe (1893); Dora (1893); Die Rahl (1908); Himmelfahrt (1916); Die Rotte Noah (1920). Studiën: Zur Kritik der Moderne (1890); Die Ueberwindung des Naturalismus (1891); Studiën zur Kritik der Moderne (1894); Renaissance, Neue Studiën zur Kritik der Moderne (1897); Expressionismus (1916); Tagebuch (i9i7-*25); Selbstbildnis (1923).

Lit.: W. Handl, H. Bahr (Berlin 1913); Das Hermann BahrBuch (Berlin 1913); A. Bahr-Mildenburg, Erinnerungen (Wien 1921).

< >