Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Herbert John Clifford GRIERSON

betekenis & definitie

Sir, Engels literatuur-historicus (Quendale, Shetl. Eil., 16 Jan. 1866), studeerde in Oxford, Christ Church College, was van 1894-1915 hoogleraar in de Engelse letterkunde in Aberdeen en van 1915, toen hij George Saintsbury opvolgde, tot 1935 n Edinburgh.

Man van fijne smaak, geldt hij als een der beste kenners vooral van de 17de-eeuwse literatuur, ook in haar Nederlandse verschijningsvorm. Ook zijn uitstekende editie van John Donne en van de brieven van W. Scott bevestigden zijn naam. Hij werd in 1936 geadeld.

Dr honoris causa Amsterdam, Buitenlands Erelid Kon. Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde.Bibl.: The first Half of the Seventeenth Century (1906); Metaphysical Poets: Donne to Butler (1922); The Background of English Literature (1925); Cross-Currents in English Literature of the Seventeenth Century: the World, the Flesh, and the Spirit (1929); The Oxford Book of Seventeenth Century Verse (1934); Two Dutch Poets, Lecture, Oxford (1936, over Hooft en Boutens); Milton and Wordsworth: Poets and Prophets (1937,2de dr. 1950); Sir Walter Scott, A New Life (1938); The English Bible (1944); Critical History of English Poetry (1945); Rhetoric and English Composition (1945); And the Third Day (1948); Essays and Addresses 1940 (o.a. Hooft, Vondel, Boutens). Criticism and Creation (1949).

Lit.: Seventeenth Century Studies presented to Sir H. J. C. Gr. (Oxford 1938), waarin een gedicht van P.

G. Boutens en een lijst van Grierson’s publicaties.

< >