graaf van Oxford (Morley 12 Sept. 1852 - Londen 15 Febr. 1928), was de zoon van een textielfabrikant en studeerde te Oxford, waarna hij zich als advocaat te Londen vestigde. Als zodanig kreeg hij snel bekendheid en kon daardoor een plaats in de politiek innemen, wat zijn eigenlijke belangstelling had.
In 1886 werd hij lid van het Parlement en in 1892 minister van Binnenlandse Zaken, toen Gladstone voor het laatst het premierschap bekleedde. Hij behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en heeft veel gedaan voor de sociale wetgeving, terwijl onder zijn bewind de eerste vrouwelijke inspectrice van de arbeid werd benoemd. In 1895 met zijn collega’s afgetreden, deed hij met ijver mee aan de strijd onder de liberalen van pro- en anti-Boeren, zich stellend aan de kant van de laatsten, onder leiding van Rosebery. Maar toen dit uitliep op de Zuidafrikaanse oorlog en Chamberlain daarbij propaganda ging maken voor een tariefhervorming, trad hij op als kampioen van de vrijhandel. Onder deze leuze werd de eenheid in de liberale partij hersteld en zózeer was hij op de voorgrond getreden, dat hij vanzelfsprekend in het liberale ministerie Campbell-Bannerman kanselier van de schatkist werd. Als zodanig voerde hij het ouderdomspensioen in.
In 1908, na de dood van den premier, werd hij de leider van de regering, terwijl Lloyd George hem bij financiën opvolgde. In zeer bewogen jaren (vrouwen-emancipatie, arbeiderskwesties, home-rule, enz.) voerde hij met vaste hand het bewind en vooral gaf hij zich geheel aan de strijd tegen het Hogerhuis (1911, z Engeland, geschiedenis en parlement). Het volgend jaar trad hij persoonlijk als bemiddelaar op in de algemene mijnwerkersstaking (1912), wat leidde tot de aanneming van een wet op het minimum loon in de mijnbouw. Met even grote kracht en werkelijke vooruitstrevendheid verdedigde hij zijn ontwerp voor Home-rule voor Ierland, zodat hij, toen een opstand in Ulster en insubordinatie in het leger dreigden, aankondigde zelf het departement van oorlog te zullen overnemen. Wereldoorlog I verijdelde het succes in deze strijd. Asquith meende, dat daartegenover alle verdeeldheid moest zwijgen.
In de algemene opleving van patriotisme deed ook hij mee en hij riep het Parlement op tot eensgezindheid. Voor hem was het vooral een strijd van de democratie tegen het militair despotisme van centraal Europa en een verdediging der Engelse welvaart tegen de Duitse concurrent. In 1915 werd echter de critiek op zijn beleid van de zijde der conservatieven zeer algemeen (men vond de liberalen te slap) en hij gaf hieraan toe, door een nationaal kabinet te vormen met enige leden der oppositie. Maar dit is voor hem geen geluk geweest. Al spoedig gleden zich allerlei persoonlijke kwesties voor en vooral Lloyd George richtte zich tegen hem. Daarom nam hij in Dec. 1916 ontslag en werd leider der oppositie.
In 1918 verloor hij zelf in de vlaag van overdreven nationalisme zijn zetel in het parlement, maar keerde er in 1920 weer terug. In 1924 streed hij weer fel vóór vrijhandel en bewerkte de totstandkoming van het kabinet der Arbeiderspartij onder Mac Donald, maar hij was ook weer een dergenen, die diens val veroorzaakte, doordat de liberalen niet wilden meewerken aan de verzoeningspogingen met Sovjet-Rusland. In dat jaar werd hij lord Oxford en kreeg zitting in het Hogerhuis. Twee jaar later brak opnieuw een twist uit met Lloyd George, thans over de houding in de mijnstaking, die Asquith ten strengste afkeurde. De liberalen volgden Lloyd George en Asquith trad af als leider.
Hij behoorde ongetwijfeld tot de bekwaamste en beste staatslieden van Engeland, terwijl hij de hoogachting van vriend en vijand verwierf door zijn edel karakter, zijn strikte eerlijkheid en absolute loyaliteit jegens ieder. Zijn invloed dankte hij aan zijn kennis, kalmte en geduld en nooit heeft hij ook maar enige eerzucht getoond.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
Bibl.: The Genesis of the War (1923); Fifty Years of Parliament, 2 vol. (1926); Speeches (1927); Memories and Reflections 1852-1927, 2 vol. (in 1928 door zijn dochter uitgegeven); Letters of the Earl of A. to a Friend, 2 vol. (1933-1934).
Lit.: J. A. Spender en C. Asquith, Life of Lord Oxford and Asquith, 2 dln (London 1932).