Noordamerikaans econoom (Philadelphia 15 Dec. 1793 - 12 Oct. 1879), werd opvolger van zijn vader (Mathew Carey), die eveneens bekend is om zijn politieke en economische brochures (1760-1840), in een uitgebreide boekhandel en uitgeverszaak, maar legde zich tevens met de meeste ijver toe op de studie van economische vraagstukken. In 1835 trok hij zich uit zijn zaken terug, gebruikte zijn groot vermogen voor industriële ondernemingen en hield zich tot aan zijn dood met het schrijven van werken bezig.
Zijn hoofdwerk is Principles of social Science (3 dln, Philadelphia 1858-1860).Zijn stelsel kent slechts harmonie en verwerpt alle strijd. De leer van Malthus, dat bij de toenemende bevolking voor allen geen plaats zal zijn, is voor hem een ongerijmdheid en tegen de leer der grondrente volgens Ricardo komt hij in verzet. De welvaart berust volgens Carey op de vermeerdering van het nationaal vermogen, op de hoeveelheid en ontwikkeling der bewoners en op de middelen van verkeer. Bij een dichte, intellectuele bevolking heeft men verdeling van arbeid, vermindering van transportkosten en alzo besparing, terwijl de vraag naar werklieden er de daglonen doet klimmen.
Van dit standpunt bestrijdt hij de buitenlandse handel, verlangende, dat zoveel mogelijk alles binnenslands worde voortgebracht en dat voortbrenger en verbruiker in elkanders nabijheid blijven. Hij was dan ook, hoewel eerst voor de vrijhandel, later een voorstander der beschermende rechten, gelijk zijn gehele stelsel de blijken draagt van de Noordamerikaanse oorsprong. Thans is zijn invloed, die eens groot was, verdwenen.
Bibl.: Essay on the rate of wages (Philadelphia 1835); Principles of political economy (3 dln, Phil. 1837-1840); The credit system of France, Great-Britain and the United States (London 1838); Answer to the questions: what constitutes currency? what are the causes of its unsteadiness and what is the remedy? (Phil. 1840); The past, the present and the future (Phil. 1848); The harmony of interests (N.Y. 1851); Letters on international copyright (1853; 2de dr., 1868); The French and American tariffs compared (Phil. 1861); Review of the decade 1857-1867 (Phil. 1867); Contraction or expansion? Repudiation or resumption? (Phil. 1866); How protection, increase of public and private revenues, and national independence march hand in hand together (Phil. 1869); International copyright question (Phil. 1872); The unity of law (Phil. 1873). Verzameld verschenen zijn: Miscellaneous works (Phil. 1869). Zijn geschriften en economische meningen zijn in Duitsland vooral door E. Dühring bekend gemaakt (Careys Umwälzung der Volkswirtschaftslehre und Sozialwissenschaft, 1865).
Lit.: J. W. Jenks, H. G.
C. als Nationalökonom (Jena 1885) ; H. Mehring, H. C. C. als Wirtschaftstheoretiker, Diss. (Münster i.W. 1936); F.
Oulès, Les théories de la valeur et de la richesse de H. G. C. (Aix en Provence 1936).