Nederlands godsdiensthistoricus, leidende figuur in kerk en zending (Amsterdam 17 Mei 1888), studeerde te Leiden Indische letteren en werd daarna door het Ned. Bijbel Genootschap naarNed.-Indië uitgezonden voor het Bijbelvertalingswerk.
Hij trad daar in toenemende mate op als adviseur in zendingsaangelegenheden. Van 1935-1937 was hij in Amerika ter voorbereiding van de uitgave van The Christian Message in a Non-Christian World, geschreven in opdracht van de Intern. Zendingsraad van de Wereldzendingsconferentie te Tambaran 1938. Van 1937-1947 was hij hoogleraar in de godsdienstgeschiedenis te Leiden. In deze periode heeft hij een vooraanstaande plaats ingenomen in het verzet tijdens de bezetting en bovendien de vernieuwingsbeweging in de Ned. Hervormde Kerk (de zgn. „Gemeenteopbouw”) met grote kracht en brede visie geleid. In 1947 werd hij benoemd tot directeur-generaal van het Oecumenisch Instituut van de Wereldraad der Kerken te Bossey (bij Genève).Bibl.: Een Javaansche Primbon uit de 16de eeuw, diss. (1921); De strijd over Bali en de Zending (1933); Van godsdiensten en mensen (1940); De roeping der Kerk (1945); De Kerk in beweging (1947).