naam van enige hertogen van BEIEREN enz.
Hendrik IX,
de Zwarte, hertog van Beieren (1120-1126) (ca 1074 - Ravensburg 13 Dec. 1126). Toen keizer Hendrik V in 1125 overleed, steunde Hendrik de Zwarte bij de koningskeuze niet diens neef Frederik van Hohenstaufen, die met zijn dochter Judith gehuwd was, maar de Saksische hertog Lotharius, op voorwaarde dat diens enige dochter Gertrud huwen zou met zijn zoon Hendrik {z Hendrik de Trotse). De verkiezing van Lotharius werd de aanleiding tot het uitbarsten van de strijd tussen Welfen (de hertogelijke Beierse familie) en Hohenstaufen (z Beieren, gesch.).
Hendrik X,
de Trotse, hertog van Beieren (1126-1139), van Saksen (1137-1139) en Toscane (1137-1139) (ca 1100 - Quedlinburg 20 Oct. 1139), was door zijn huwelijk met de erfdochter van keizer Lotharius van Saksen, Gertrud, de machtigste stamhertog van het Rooms-Duitse rijk. Juist daarom echter werd hij door de Duitse vorsten na de dood van Lotharius bij de koningskeuze gepasseerd (1137, z Beieren, geschiedenis) voor Koenraad III van Hohenstaufen, die ook reeds tegenkoning tegenover zijn schoonvader geweest was. Toen hij weigerde zich te gedragen naar Koenraads beschikking, dat niemand meer dan één hertogdom bezitten mocht, werd hij in de Rijksban gedaan, Beieren aan de Babenberger markgraaf van Oostenrijk, Leopold IV, en Saksen aan Albrecht de Beer, markgraaf van Brandenburg, geschonken. Hendrik wist zich in Saksen te handhaven.
Hendrik de Leeuw,
hertog van Beieren (1154-1180) en Saksen (1139-1180) (Ravensburg 1129 - Brunswijk 6 Aug. 1195), was een zoon van de Welf Hendrik de Trotse, hertog van Beieren, en door zijn moeder Gertrud van Saksen een kleinzoon van keizer Lotharius van Supplinburg (z stamboom Hohenstaufen), na wiens dood in 1137 ook het hertogdom Saksen aan het Huis der Welfen kwam. Toen zijn vader in 1139 om het leven gekomen was, had de Hohenstaufische koning Koenraad III zijn familie Beieren afhandig gemaakt en Hendrik ontving dat pas in 1154 terug van zijn neef Frederik* I Barbarossa. Eerst in 1156 kwam hij in het officiële bezit van het hertogdom, waar hij München stichtte. Nu reikten zijn bezittingen, ofschoon niet ononderbroken, van Noord- en Oostzee tot de Adriatische Zee. Hij breidde zijn macht nog uit door bestrijding van de Slavische stammen aan de overkant van de Elbe. Daar stichtte hertog Hendrik de markgraafschappen Lauenburg en Mecklenburg en de stad Lübeck.
In de bevordering van deze Duitse kolonisatiearbeid, naast die van Albrecht* de Beer, markgraaf van Brandenburg, ligt de historische betekenis van Hendrik de Leeuw. Van 1172-1173 maakte hij een pelgrimstocht naar Palestina. Barbarossa had de Welf doorgaans gesteund in diens conflicten met naburige vorsten en bisschoppen (bijv. 1166-1169), maar tijdens de Italiaanse veldtocht van 1176 weigerde deze hulp tegen de Lombardische Stedenbond, hetgeen bijdroeg tot ’s keizers zware nederlaag van Legnano Nu koos de laatste de zijde van Hendriks tegenstanders; hij deed hem in de Rijksban (Aug. 1179) en liet hem op de Rijksdagen van Gelnhausen en van Regensburg (13 Apr. en 24 Juni 1180) van zijn hertogdommen vervallen verklaren. In Beieren kwamen de Wittelsbachs aan het bewind, die vóór die tijd reeds in Hendriks naam geregeerd hadden. In 1181 onderwierp Hendrik zich. Hij ontving de allodiale bezittingen Brunswijk en Lüneburg terug, maar moest voor drie jaar in ballingschap gaan naar Normandië: hij was in tweede huwelijk getrouwd met Mathilde, dochter van Hendrik II van Engeland.
Toen Barbarossa de Derde Kruistocht aanving, werd hij op dezelfde manier verwijderd (1189). Bij de troonsbestijging van Hendrik* VI keerde hij terug en wist, na wisselvallige strijd, in 1190 een deel van zijn vroeger land terug te krijgen. In 1192 kwam hij weer in opstand doch in 1193 onderwierp hij zich aan Hendrik VI.
Lit.: S. Rietschel, Die Städtepolitik H.’s des Löwen (in: Hist. Zeitschr. CII, 1909); J. Haller, Der Sturz Heinrichs des Löwen (1911); M. Philippson, Heinrich der Löwe (2de dr., 1918); P.
Bartels, Heinrich der Löwe, der letzte Sachsenherzog (1925); R. Hildebrandt, Studien über die Monarchie H.’s d. L. (1931); Idem, Der sächsische „Staat” H.’s d. L. (1937); G. Läwen, Die herzogl. Stellung H.’s d.
L. (1937); K. Jordan, Die Bistumsgründungen Heinrichs des Löwen (1939: Schriften des Reichsinst, f. ältere deutsche Geschichtskunde III). In de serie Diplomata der Monumenta Germ. Hist, gaf Jordan uit: Die Urkunden Heinrichs des Löwen (1941-49).