(Hirsch), Joods historicus en Bijbelvorser (Xions 31 Oct. 1817 - München 7 Sept. 1891), slaagde er, dank zij zijn scherp analytische zin, zijn alzijdige eruditie, enorme vlijt en rijke fantasie in, de geschiedenis der Joden te reconstrueren van haar verste verleden tot in het midden der 19de eeuw. Zijn conceptie der Joodse geschiedenis komt tot uiting in de formule : „Geistes- und Leidensgeschichte”.
Het Jodendom was dan ook voor hem een categorie des geestes. De Wet en de religieuze idee vervangen in het Jodendom de Staat. Hij was rationalist (Aufklärer) en stond negatief tegenover de Kabbalistische leer, messiaanse bewegingen en zelfs tegenover het Chassidisme, dat hij als een duistere chaos beschouwde. Hij onderschatte de rol van het Oosteuropese Jodendom en de autonomie van hun gemeenten.
Grätz’s werk Geschichte der Juden von den ältesten Zeiten bis auf die Gegenwart, in 11 dln, stimuleerde bijzonder sterk de beoefening der Joodse historiografie en oefende zeer grote invloed uit op de geestelijke vorming van zijn tijdgenoten en der volgende generaties, mede door de vertaling er van in verschillende talen. Grätz bewoog zich eveneens intens op het gebied der Bijbel-exegese. Vooral bekend zijn zijn critisch commentaar op de Psalmen, de vertaling en uitleg van het Hooglied en tekstcritische behandelingen van de boeken „Job” en „Esther”.L. FUKS
Lit.: S. Baron, Graetzens Geschichtsschreibung. M. G.
W. J. (1918); J. Elbogen, Von Gr. bis Dubnow. Dubnow Festschr. (Berlin 1930) ; Heinrich Gr.
Abhandlungen zu seinem 100. Geburtstag. Herausg. von M. Brann (Wien-Berlin 1917) ; J.
Meisl, H. Gr. Eine Würdigung d. Historikers und Juden zu seinem 100.
Geburtstage. 31 Okt. 1917 (Berlin 1917).