Frans componist (Cöte St André, Isère 11 Dec. 1803 - Parijs 8 Mrt 1869), studeerde aanvankelijk medicijnen. Tegen de wil van zijn ouders gaf hij deze studie op en liet zich aan het conservatorium te Parijs inschrijven, waar Reicha en later Lesueur zijn leraren waren.
Het droge gedegen onderwijs trok hem in het geheel niet aan, daarom verliet hij het conservatorium spoedig weer. Daar zijn vader hem niet meer wilde steunen, moest hij als koorzanger en met wat lessen in zijn onderhoud voorzien. Enige malen dong hij vergeefs naar de ,,Prix de Rome”, doch zijn voor die tijd buitenissige fantastische werken vielen niet in de smaak van de conservatieve jury. Een bewust naar de wensen van de heren juryleden geschreven middelmatige cantate Sardanapale verschafte hem in 1830 deze onderscheiding, nadat o.a. zijn Symphonie Fantastique reeds in het publiek was uitgevoerd. Aan het laatstgenoemde, nog steeds regelmatig op de concertprogramma’s verschijnende werk ligt een deels autobiografisch programma ten grondslag, gevolg van zijn verering voor de Engelse actrice Harriet Smithson, later zijn echtgenote, die aan haar vurigen aanbidder eerst aandacht schonk na het horen van dit door haar geïnspireerde werk. Gedurende zijn studieverblijf in Italië schreef hij de Ouverture Le roi Lear en het symphonisch gedicht Lélio ou Le retour d la vie (vervolg op de Symphonie Fantastique).
Ook schreef hij voor verschillende bladen muzikale essays. In 1839 werd hij benoemd tot conservator, in 1852 tot bibliothecaris van het conservatorium te Parijs. Hij bleef dit tot zijn dood, aangezien men den schrijver van de nog heden ten dage waardevolle Traité de l’instrumentationde begeerde leraarspositie niet waardig keurde.Hij maakte verschillende reizen naar Duitsland, Oostenrijk en Rusland om uitvoeringen van zijn werken te dirigeren. Vooral in Duitsland vonden zijn werken weerklank, mede door de steun van Liszt.
In Parijs werd hij tijdens zijn leven niet erkend; weinig componisten zijn zo door caricaturisten achtervolgd als hij. Vnl. moest zijn voorliefde voor massale orkest- en koorbezetting het ontgelden.
Bibl.: Behalve de reeds genoemde werken schreef hij o.a. een Requiem, de symphonie Harold en Italië, met de voor Paganini bestemde obligaat-altpartij, de koorsymphonie Romeo et Juliette, de Symphonie Funèbre et Triomphale, de ouverture Carnaval romain, een Te deum, de opera’s Benvenuto Cellini en Béatrice et Bénédict, Les Troyens, de dramatische legende Damnation de Faust, de trilogie L’Enfance du Christ, de liederen met orkest Les nuits d’été en La Captive.
Lit.: Tiersot, H. B. (3 dln, i903~’o7); A. Boschot, Histoire d’un romantique (3 dln, 1906, 1908 en 1913); J. Ka pp, B. (1917).