Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Harvey CUSHING

betekenis & definitie

Amerikaans chirurg (Cleveland, Ohio, 8 Apr. 1869-New Haven, Conn., 7 Oct. 1939), is de grondlegger der moderne neurochirurgie. Cushing werkte eerst als chirurg aan Johns Hopkins Hospital te Baltimore, in 1912 werd hij benoemd tot professor aan de Harvard University te Boston.

Hij verrichtte zowel zijn onderzoek als zijn operaties met een buitengewone nauwkeurigheid en verzamelde daardoor een schat van wetenschappelijke gegevens die op zichzelf weer aanleiding werden tot een snelle ontwikkeling van het inzicht in de problemen en de techniek der operatieve behandeling van het hersengezwel. Dank zij het werk van Cushing werd het mogelijk operaties in het hersenweefsel zelf te verrichten en werd de geneeskunde vertrouwd met de betekenis van vele tot dusver duistere ziekteverschijnselen. Van groot belang was de verbeterde techniek der subtemporale decompressie die Cushing invoerde terwijl hij de techniek der intracerebrale operaties in het bijzonder stimuleerde door het invoeren van de „electrosurgery”, het gebruik van de diathermische coagulatie. Over welk een uitgebreide ervaring Cushing beschikte blijkt uit het feit dat hij in 1932 in zijn boek Intracranial Tumours kon berichten over meer dan 2000 door hem zelf waargenomen hersengezwellen.

De vooruitgang van zijn operatietechniek blijkt uit het feit dat in 1923 17 pct der patiënten aan de operatie stierf, terwijl dit percentage in 1931 gedaald was tot 6,8 pct.Cushing vielen vele onderscheidingen ten deel. In 1932 werd hem o.a. het eredoctoraat verleend door de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Toen hij op 63-jarige leeftijd aftrad als hoogleraar aan de Harvard University wegens het bereiken van de leeftijdsgrens werd hij professor in de neurologie aan de Yale University te New Haven, waar hij tot zijn dood toe bleef.

DR A. VERJAAL

Bibl.: (voornaamste werken): The pituitary body and its disorders (1912); Tumours of the nervus acusticus and the syndrome of the cerebello pontine angle (1917); Intracranial Tumours (1932); Meningeomas (1938).

Lit.: J. F. Fulton, H. G., A Biography (Springfield, HL, 1946).

Syndroom van Cushing

is een complex van ziekteverschijnselen waarop in 1932 door Cushing de aandacht werd gevestigd en dat hij toeschreef aan een basophiel adenoom of hyperplasie van de basophiele cellen van de hypophyse. De voornaamste kenmerken zijn: een eigenaardige vetzucht van gelaat en romp, bloeddrukverhoging, suikerziekte, osteoporose (z beenziekten), paarse rekkingsstrepen op de huid, verhoogd cholesterolgehalte van het bloed en algemene lichaamszwakte. Vaak zijn er bovendien veranderingen van de secundaire geslachtskenmerken in heterosexuele richting. Al eerder (1910) had de Fransman Apert een dergelijk ziektebeeld beschreven bij vrouwen met gezwellen van de bijnier schors; Apert was vooral getroffen door de verschijnselen van vermannelijking (virilisatie) en sterke beharing (hirsutisme) die deze patiënten vertoonden.

Tegenwoordig beschrijft men meestal als syndroom van Cushing de genoemde veranderingen van stofwisseling en bloedsomloop en als adrenogenitaal syndroom de veranderingen van geslachtskenmerken en beharing. Vaker dan zuivere vormen ziet men combinaties van beide syndromen, maar toch is het onderscheid van diagnostisch belang.

Het syndroom van Cushing berust waarschijnlijk op hyperfunctie van de bijnierschors, die primair kan zijn (gevolg van een gezwel of van hyperplasie der bijnierschors) maar soms ook secundair (gevolg van overmatige functie van de basophiele cellen der hypophysevoorkwab). Ten slotte kan het syndroom van Cushing bij uitzondering worden veroorzaakt door andere, zeldzame gezwellen van endocrine organen en vermoedelijk ook door afwijkingen in de tussenhersenen (hypothalamus). Het onderzoek naar de oorzaken van dit ziektebeeld vereist grote deskundigheid en de behandeling is dikwijls een moeilijk probleem.

DR H. J. VIERSMA

Lit.: L. J. Soffer, Diseases of the adrenals (Philadelphia 1946).

< >