Nederlands schilder en pottenbakker (Zoeterwoude 15 Febr. 1893), kreeg lessen van zijn vader Menso, en is verder autodidact. Zijn onderwerpen zijn: portretten, stillevens, landschappen en in latere tijd vooral ook genrevoorstellingen.
Zijn vroege werken zijn zowel beïnvloed door het coloristisch impressionnisme van zijn vader als door de strakke abstraherende vormgeving van B. van der Leek ’s vroege werken. Langzamerhand ontwikkelde zich hieruit zijn eigen stijl. Scherp geobserveerd en zakelijk geeft hij de dingen weer, die echter op zeer persoonlijke, indringende wijze getuigen van de spanning tussen het waargenomen object en de door de schilder daarin beleefde diepere werkelijkheid. Het verhalend element in landschappen en genrevoorstellingen dient om karakteristiek en sfeer te verhogen. Zijn zakelijkheid is van een grote directheid en zuiverheid. Er spreekt kinderlijke verwondering, ruime menselijkheid, innigheid, soms fijne humor uit zijn schilderijtjes, waarvan het kleine formaat past bij de geest van dit werk, dat in de verte verwant is aan dat van de Belg Tijtgat en de Fransman Utrillo. Sinds 1933 maakt hij ook aardewerk, waarvan de fraai gekleurde glazuren opvallen en de decoraties soms aan Oosterse ceramiek doen denken.