Noors physisch oceanograaf (Sogndal 15 Nov. 1888), een der grootste van deze eeuw, tevens meteoroloog, thans directeur van het Norsk Polarinstitut te Oslo, studeerde te Oslo. Hij was daar en in Leipzig assistent van V.
Bjerknes, promoveerde in 1917 op proefschrift over de Noordatlantische Passaat, vergezelde in 1918 Amundsen op de poolzee-expeditie met de „Maud”, waar hij zeer veelzijdige wetenschappelijke onderzoekingen verrichtte, met name in het gebied tegenover Siberië (meteorologische waarnemingen, getijden, stromen, physische eigenschappen van zeewater en zeeijs, mariene geologie, poollicht, onderzoek van zwaartekracht, aardmagnetisme en luchtelectriciteit). Pas in 1925 keerde hij van deze expeditie terug. Hij werd hoogleraar in de theoretische meteorologie te Bergen en in 1931 „research professor” aan het Christian Michelsen Instituut aldaar. In dit jaar maakte hij de poolzee-expeditie met de onderzeeboot „Nautilus’ ’ mee; in 1934 verrichtte hij gletsjerstudies op Spitsbergen.Van 1936 tot 1948 was Sverdrup vervolgens directeur van het Scripps Institution of Oceanography te La Jolla, Californië, waar hij belangrijk werk verrichtte, o.a. voor de leer der zeegolven (met name tijdens de oorlogsjaren) en de theorie der zeestromen. In 1948 keerde hij terug naar Oslo als directeur van het Noorse Poolinstituut. Hij bracht begin 1951 nog enige tijd bij de Noors-Zweeds-Engelse antarctische expeditie op de rand van het Zuidpoolland door. Een van zijn grootste verrichtingen was het overwegende aandeel dat hij had in het schrijven van het standaardwerk The Oceans (New York 1942).